De jongste bedijkingen rondom de Braakman Het werk op de proefvelden en proefboerderijen Boeren let op! Bepaalde voorzieningen ten aanzien van ontruimde landbouwgronden De Dijckmeesterpolder De allerjongste polder in het Land van •den Braakman is de Dijckmeesterpolder. De bedijking hiervan beteekende voor- loopig het einde van de grondaanwin- ntngen in dit gebied. Na de ontginning van den Van Wijek- huysepolder was men nog niet klaar met de inpoldering van de rijpe schor ren aan de oevers van den Schelde- inham. Het laatste inpolderingsplan omvatte een nog wijder schorrencomplex dan de pas ingedijkte en eveneens liggend onder den Oostelijken wal in het Z.O. gedeelte. De Noordelijke gronden waren eigendom van den Staat, terwijl het veel kleiner Zuidelijk deel tot den Philippinepolder behoorde. Dit kwam omdat deze smalle strook reeds eerder was bedijkt en ook toen waren de schorren in het bezit van gemelden polder. Een overstrooming in de 19e eeuw deed het werk teniet* en weer vloeide het land. Nog lang heeft men in den tegen- woordigen Dijckmeesterpolder een stuk van den ouden zeedijk kunnen zien. Dwars door de schorren liep de vaar geul naar de haven van Philippine, op liet einde d>er 19e eeuw verviel deze door den aanleg van het huidige ka naaltje. Gedurende de werkzaamheden hieraan maakte men gebruik van een noodha ventje aan de Westzijde van het dorp. Nabij den Groote Isabellapolder lag het haventje van Bouchaute (VI.), waar in 1906 de drjk doorbrak. Een diepe bocht toont nog heden ten dage deze plek aan. In het voorjaar van 1917 begon het Rijk met de bedijking van den nieuwen polder, waardoor het haventje van do Viaamsche visschers droog viel. Men legde toen in den Z.W. hoek een ander kaaitje aan met een kanaaltje naar het open water. Door de voortdurende op- slibbing is het thans ten doode opge schreven, hoe men ook baggert, er komt steeds meer zand en slib naar binnen, dian men er uithaalt. In 1918 was het inpolderingswerk in clusief het haventje gereed en kon men het eerste gewas uitzaaien. Opnieuw was ons gewest en wel het Oostelijk deel, een polder rijker. De Dijckmeesterpolder is niet alleen de jongste, maar tevens de grootste van alle drie in deze eeuw gewonnen polders, want hij beslaat een opper vlakte van ruim 309 H.A. Het Noorde lijk deel is grondgebied van de Ge meente Hoek en het Zuidelijk behoort bij Philippine. De gronden zijn nooit verkocht en de-ten N. van den grooten weg gelegen landerijen derhalve nog altijd Staatseigendom en de overige, voorgronden van den Philippinepolder. Deze vormt samen met den Groote Isa bellapolder de Zuidgrens, teiwijl de Mosselpolder en de kleine Stellepolder hem ten Oosten afsluiten. De Noord- en Westzijdte palen respec tievelijk aan het Axelsche Gat en den Braakman. De hierboven genoemde weg is de eenige verbindingsweg tusschen Oost- en West-Zeeuwsch Vlaanderen en ligt in de Zuidelijke helft op slechts korten af stand van den ouden zeedijk. Behalve dezen steenweg zijn er nog een paar macadamzijwegen; de eene zoowat hal verwege gaat naar den gemeld'en binnen dijk en de andere loopt een eind in Noor delijke richting, buigt dan Oostwaarts om en sluit aan bij den weg van den Kleine Stellepolder. Evenals in de Van-Dunnépolder en Van- Wijckhuysepolder bestaat de bodem meestal uit zanderigen mageren grond, .alleen in het Noorden zijn de akkers zwaarder en zeer vruchtbaar met groote opbrengsten. Het weinige wei land treft men d'an ook uitsluitend aèn op de zanderige perceelen. De boerderijen zijn hoofdzakelijk bouw bedrijven, de veelteelt is van weinig be lang. Het totaal aantal bedrijven be draagt zoowat acht a negen en twin tig waarvan er slechts negen in den polder zelf staan. Hieronder zijn er vier van zestien H.A., twee van acht H.A. en drie van drie tot negen gemeten. De overige varieeren van vijftien tot vijf en veertig gemeten. Als allereerste stichting omstreeks 1920 dicht bij de voormalige noodhaven Dh. L. de Zwart uit Hoek, er een klein maar keurig doeninkje. Nog steeds woont hij er op en legt zich speciaal toe op den tuinbouw. Rondom ligt pl.m. 3 gemet beplant met verschillende soorten fruit, terwijl hij verderop in den polder nog een perceel van pl.m. gemet bezit, met nog heel jongen aanplant. Dan zijn er nog een paar kleinere fruit, teelt bed lijven, van buiten den polder wonendle eigenaars. Eén hiervan heeft op zijn land een leelijk betonnen ge bouw neergezet, dat vloekt met zijn omgeving. Ieder met gevoel voor har monie en stijl vraagt zich af, hoe men zooiets ongestraft kan doen, het is wel iswaar maar een bergplaats, maar in ieder geval in dezen vorm storend en een uiting van moderne vervlakking. Ook de andere boerderijen zijn nieu- werwetsch, doch wel passend, alhoe wel een gebroken kap bij ons niet thuis hoort. Daar de Dijckmeesterpolder een zee polder is met er voor liggende schor ren, treft men er natuurlijk een scha- penbedrijf aan, waarvan de schaapskooi in den polder gebouwd is, terwijl de eigenaar E. Zonneman op de Isabella- haven woont. Zijn kudde mag wel ge zien worden en kan tot de beste onder de Z. Viaamsche gerekend worden. Wat de gewassen betreft, d'it stemt overeen met de andere polders, suiker bieten doen het hier goed en rogge vindt men er meer dan elders. Het kool zaad, tegenwoordig een onmisbaar pro duet, gedijt goed. Aan natuurschoon is de polder arm. Geen fraaie ^boompartijen onderbreken de vlakheid der velden en de voegen hebben geen zoom van lommerrijk ge boomte. De boederijen, een enkele -uit gezonderd, liggen kaal en onbeschut en zelfs het kreekgat, een overblijfsel van de vroegere vaargeul mi3t de ruige riethaag. Veel aantrekkelijks bezit de Dijckmees- terpolater dus niet, er gaat geen aparte bekoring van uit zooals bij de oude polders; op dit punt is men toch tekort geschoten. Voor de voedselvoorziening echter beteekent hij meer en dat is het voornaamste, alhoewel natuur schoon ook niet mag ontbreken, maar misschien komt dit nog in de toekomst. Zoo werden in onze eeuw in het oude Braakmangebied, drie nieuwe polders op den waterwolf heroverd on de in poldering gaat voort, want „Luctor et Emergo" luidt ons devies. A. COCQUYT. PROEFVELDEN behooren bij het speurwerk, dat verricht moet wor den om in den landbouw de beste wijze van werken te vinden. Zoo be staat er een groot aantal tarwerassen, die verschillen in grootte van korrel, in lengte en stijfheid van stroo en in productievermogen; hoe moet men nu te weten komen, welk tarweras de meeste aanbeveling verdient? Dit kan geschieden door enquête en door proef neming Om door een enquête ech ter niet te worden misleid, moet fnen vragen naar grondsoort, cultuurtoe stand, bemesting, enz. In de praktijk stelt men dan ook geen enquête in, maar neemt men een proef. Bij een proef maakt men alle factoren gelijk, uitgezonderd den éénèn factor, dien men wil onderzoeken en dien men het proefobject noemt, in- dit geval het ras. Bij het zoo juist genoemde vraag stuk van d'e tarwerassen gaat men dus een veldproef nemen, waarvoor een proefveld wordt aangelegd. Op dit veld moeten alJe omstandigheden gelijk zijn: vruchtbaarheid, bemesting, bewerking, verpleging en oogst: één factor laat men slechts varieeren, d.w.z. men zaait als proefobjecten verschillende tarwe rassen uit. Blijkt nu, dat b.v. Juliana- tarwe de hoogste opbrengst heeft ge geven, dan kan hieruit worden afge leid, dat dit verschijnsel door het ras is veroorzaakt en niet door toevallige omstandigheden. Soorten van veldproeven Men kan verschillende soorten veldproe ven onderscheiden: Demonstratievelden dienen, zooals de naam reeds aangeeft, om de uitwerking van bepaalde cul tuurmaatregelen, waarvan het nut reeds vaststaat, aanschouwelijk voor de land bouwers voor te stellen. Observatieproeven dienen hoofdzakelijk tot het nagaan van bepaalde eigen schappen en verschijnselen, b.v. vat baarheid voor ziekten, effect van be strijdingsmiddelen van ziekten, kwaliteit der oogstproducten, enz. Hier kan met een eenvoudlgen opzet worden gewerkt, maar bij opbrengstproeven zaj men goed! doen de proef op hetzelfde veld eenige malen te herhalen. Van instituutproeven spreekt men, wan neer een proef vele malen wordt her haald, terwijl gespecialiseerde deskun digen met bijzondere hulpmiddelep dik wijls waarnemingen verrichten, welke in de gewone landbouwpractijk moeilijk kunnen worden uitgevoerd. Naar den aard der te onderzoeken on derwerpen kan men onderscheiden ras sen-, .bemestings- en cultuurproefvelden. Daarnaast nemen de grasland'proeven een bijzondere plaats in. Ieder jaar wordt een groot aantal ras- senproefvelden aangelegd om uit de groote hoeveelheid rassen, welke door binnen- en buitenlandsche kweekers worden aangeboden, de juiste keuze te doen. Op deze proefvelden is de* be- schrijvende rassenlijst voor landbouw gewassen gebaseerd. Zij wordt ieder jaar opnieuw uitgegeven.' Het is niet mogelijk op lederen akker een proefveld aan te leggen om te we ten te komen hoeveel fosfaat, kali en kalk daarop moet worden gezaaid om een maximalen oogst te verkrijgen. Het Bedrijf slaboratorium voor grondonder zoek te Groningen bepaalt nu, hoeveel fosfaat in de verschillende akkers aan wezig is, en door proefvelden wordt- nagegaan, hoeveel fosfaat als kunst mest moet worden gegeven voor het géval een akker volgens het grondon derzoek ruim, matig of slecht van fos faat is voorzien. Proefboerderijen Wanneer er in een bepaald gebied groote behoefte ontstaat aan proef velden, is het voordeeliger één boerderij geheel te reserveeren voor het nemen van veldproeven en dan deze over een aantal proefvelden te verdeelen. Zoo zijn de proefboerderijen ontstaan, die tot nu toe bijna alle in de akkerbouw- streken zijn gelegen en waar de meeste proeven op het bouwland worden ge nomen. Er ontbreekt nog een proefboer- derij op de weidestreken; er worden echter maatregelen getroffen om in dit tekort te voorzien. O.a. heeft men zich op de proef boerde rij te Heino intusschen reeds met graslandvraagstukken bezig gehouden en onderzocht op welke wijze op grasland en bouwland zooveel mo gelijk veevoeder kan worden geprodu ceerd. Daardoor zijn op deze proef- boerderij ervaringen opgedaan, welke in normale tijden er aan konden mee- Op onderstaande data die van belang zijn dient U goed te letten. 16 Mei: Paardentaxatiemarkt te Goes. 16 Mei: Premiekeuringen van stieren en vrouwelijk fokvee te Souburg om 8.30 uur; Ritthem om 10.30 uur; Middelburg om 2.00 uur; Nieuw en St. Joosland om 4.30 uur. 17 Mei: St. Laurens om 8 uur- Serooskerke om 10.30 uur; Oost- kapelle om 2.00 uur. 19 Mei: Paardentaxatie te Middel- burg. 23 Mei: Paardentaxatie te Hulst. 23 Mei: Premiekeuringen van stieren en vrouwelijk fokvee te Nieuwvliet om 8.00 uur; Zuid- zande om 10.45 uur; Sluis om 2.00 uur; Cadzand öm 3.30 uur. 24 Mei: Paardentaxatie te Axel. 24 Mei: Premiekeuringen van stieren en vrouwelijk fokvee te Oostburg om 10.30 uur; Aarden burg óm 4.00 uur. 25 Mei: Schoondijke om 9.00 uur; IJzendijke om 10.30 uur; Bier vliet om 2.00 uur. 31 Mei: Kamperland om 8.30 uur; Wissekerke om 10.30 uur; Wol- faartsdijk om 2.00 uur. In West - Zeeuwsch - Vlaanderen worden alleen te Oostburg en IJzendijke stieren gekeurd. werken de productie van het gemengde bedrijf winstgevender te maken en in de bijzondere omstandigheden, waaron der wij thans leven, de voedselvoorzie ning van het vee met in het eigen be drijf geteelde producten zooveel als doenlijk is te bevorderen. In de Staatscourant van 4 Mei 1944, no. 87, komt een Besluit van de Secre tarissen-Generaal van de Departemen ten van Landbouw en Visseherij en van Financiën voor, betreffende bepaalde voorzieningen ten aanzien van ont ruimde landbouwgronden. 25 April 1944. No. 2397. Directie van den Landbouw, Afd. X. Op grond van par. 1 der Verordening no. 23/1940 en in overeenstemming met de par. 2ten 3 der Verordening no. 3/1940 van den Rijkscommissaris voor bet bezette Nederlandsche gebied wordt bepaald: Artikel 1. 1. In de gebieden, welke op last van de Duitsche weermacht zijn of worden ontruimd, heeft de Staat der Neder landen bij uitsluiting het recht de landbouwgronden te exploiteeren of te doen exploiteeren en de daarbij behoo- rende gebouwen te gebruiken of te doen gebruiken 2. De directeur van het Bureau Ont ruiming van het Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd stelt de gebieden vast ten aanzien waarvan de in het vorige lid bedoelde toestand geldt. Artikel 2. Zijn of worden landbouwgronden en daarbij behoorende gebouwen op last van de Duitsche weermacht ontruimd en zijn deze gelegen in de gebieden, bedoeld in art. 1, lid 2, dan vindt ten aanzien van die ontruiming het Bssluit op de Bezettingssehade (Besluit no. 30/1942, zooals dit later is gewijzigd) overeenkomstige toepassing. Het Besluit op de bezettingsscüade is eveneens van toepassing, ten aanzien van het geval, dat de Staat der Ne derlanden het recht heeft; als bedoeld in artikel 1, lid 1. Artikel 3. Over alle aangelegenheden betreffende 't in 't art 1 bedoelde recht van den Staat wordt beslist door den voornoemden directeur van het Bureau Ontruiming, die ook de voorwaarden regelt, waarop aan derden de exploitatie van de land bouwgronden en het gebruik van de gebouwen kan worden overgelaten. Artikel 4. Dit Besluit treedt in werking op den dag zijner afkondiging in de Neder landsche Staatscourant en kan worden aangehaald als: „Besluit op het gebruik van ontruimde landbouwgronden". 's-Gravenhage Deventer 25 April 1944. De Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Visseherij, H. M. H1RSCHFELD, De wnd. Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 3