Voor cle Landvrouwen Jeugdige hulp Iets over onvruchtbaarheid bij merries Brochure kuikenopfok Boomeil Olll de bij de oogstwerk- zaamhedexi boerderij J Brood met zuurdeeg Véle Landvrouwendie zélf brood bak kenklagen, dat er zoo moeilijk gist te krijgen is. Nu kan men ook brood bak ken met zuurdeegEen paar lepels bloem worden met xoatcr tot een dikke pap aangemengd en in een steenen kommetje, met water bedekt, een week op kamertemperatuur bewaard. Vóór gebruik giet men dit water af en gebruikt men per pond bloem, 2 eet lepels zuurdeeg. Van het hiermee be reide brooddeeghoudt men een paar lepels achter, dat weer bij het bakken van een volgend brood gebruikt kan worden. Wat doen we met het loof van radijs? Eet loof van radijs kan zeer goed als groente dienst doen. Het wordt gesne den als andijvie, gaargekookt en ge stoofd in een melksausje met wat noot muskaat (of surrogaat). Een behandeling om veeren te zuiveren Men doet veeren in een ijzeren pot of kookpot. Doe er tiaar gelang der hoe veelheid veeren, een scheut terpentijn door en wat peper, dan een klein vuurtje eronder, zoodat de pot niet springt, maar de veeren goed warm worden. Af en toe worden ze voorzich- tig doorgeroerd. Ze moeten ongeveer 6 tot 8 uur verhit worden, daarna af- koelen. Daarna kunnen ze gebruikt worden in bedden. Men moet echter zorg dragen, dat er geen bloed aan de veeren zit. Stopzijde voor dameskousen Dit artikel is moeilijk meer te krijgen en wanneer we het krijgen, is het van slechte kwaliteit en meestal niet pre cies de kleur. Maak van een paar oude kousen de dubbele koord voorzichtig los aan den binnenkant)torn ook den naad van het boord geheel los. Men kan nu den geheelen bovenkant uittrek ken en op een klos winden. Zoo heeft men sterk stopgaren van een goede kleur. De draad moet men dan vier- of zesdubbel nemen. Weest zuinig op uw zeemlap Een oude zeemlap, die overal gaatjes Nu de rogge weer In de aar over den akker golft, rijst bij menig boer de vraag, hoe deze gewassen, wanneer zij rijp zul len zijn, *weer tijdig geborgen kunnen woi'den. Vele vlijtige' handen zullen noo- dig zijn om deze kostbare granen, welke beloven goed te worden, tijdig in schuren en mijten onder te brengen Reeds thans hebben zich vele arbeidskrachten, zij het dan ook van jeugdigen leeftijd, aange meld om hierbij behulpzaam te zijn. Deze stedelijke jeugd van 15 jaar en ouder, waarvan velen nog boerenbloed in hun aderen hebben, zijn bereid om tijdens de vacantie mede te helpen bij de oogst- werkzaamheden. Tijdens dit werk heeft men juist veel behoeften aan lichtere ar beidskrachten en dan kunnen deze jon gens en meisjes waardevollen arbeid ver richten. Ook voor het wegnemen van een ver keerde voorstelling bij de bewoners van de steden voor den boerenstand, zijn leefwijze en dagelijksch werk, is de plaatsing van een oogsthulp op de boer derij van onschatbare waarde. Deze jon gens en meisjes zullen den bewoner van het platteland beter leeren begrijpen en daardoor wordt hun voor hun geheele leven iets medegegeven, dat hun van dienst zal zijn. Ook wanneer zij eenigen tijd werken in de vrije natuur zal dat een gunstige uitwerking hebben. Aanvraag formulieren voor een oogsthulp zijn ver krijgbaar bij de buurtboerenleiders en leiders van „De Jonge Landstand". De oogsthulpen worden uitgezonden 'voor den tijd van ten minste één maand. Door het arbeidsbureau worden zij gekeurd en dit bureau betaalt tevens voor hen de reiskosten. Distributiebescheiden wor den door den oogsthulp mede gebracht. Ook bij de meisjes bestaat veel belang stelling om uitgezonden te worden. Nadere gegevens staan op de aanvraag formulieren. Practisch is bij alle oogst hulpen, die tevens op correctheid en dis cipline worden getoetst een goede wil aanwezig, wanneer men ook van de zijde van den boerenstand in dezen eenig idealisme toont, zal ook dit jaar door het opnemen van een oogstdatum, veel goeds worden gedaan. J_ Sch. vertoont, kan nog heel lang meegaan, wanneer we hem op een stevig stuk katoen of andere stof stikken. Hoe krijgen we aangezette pannen schoon? Goede pannekrabbers zijn schaars of niet te krijgen. Een goede hulp om de pannen schoon 'te krijgen, verleent ons een maïskolf, waarvan de korrels zijn verwijderd. De uitstekende puntjes zijn zeer hard en het modél van zoo'n maïs kolf is zeer geschikt om iti alle hoek jes van de pan te komen. H. J. R. Degenen die op hun verzoek de gevraagde „brochure over kuiken- opfok in oorlogstijd" nog niet ont vingen, hebben dit wellicht te wijten aan de nalatigheid hun adres niet of onduidelijk te heb ben opgegeven. Gaarne alsnog bereid de brochure te zenden. Rijkspluimveeteeltconsulent voor Drenthe en Overijssel H. Adams. Hoogeveen, 26 Mei De klachten over onvruchtbaarheid bij vrouwelijke dieren nemen in het algemeen toe. Gedeeltelijk kan dit aan de voeding liggen. Een niet on belangrijke oorzaak is ook dat, meer speciaal bij paarden, merries bij den hengst gebracht worden, die in normale tijden absoluut niet voor de fokkerij gebruikt zouden worden. Oude merries, die nog nooit een veulen gehad hebben, laat men nu plotseling dekken. Van zwakke paarden, die vroeger nooit gedekt zouden worden, verlangt men nu veulens. Het is begrijpelijk, dat het percentage veulens, dat men van dergelijke merries krijgt, veel ge ringer is, dan van robuste, levens krachtige dieren. Verder is de kwa liteit van de veulens bij deze dieren natuurlijk ook vaak naar rato. De fokkerij met deze merries brengt vele teleurstellingen. Toch ziet men ook bij jonge flinke merries vrij veel onvruchtbaarheid. Een eerste voor waarde voor een geregelde wer king van de geslachtsklieren is na tuurlijk de voeding Vooral 'n zooveel mogelijk krachtige en afwisselende wintervoeding. De kwaliteit en de soort hooi spelen hierin een hoofdrol. Vroeg gewon nen hooi van met kalk, phosphor en niet te groote giften stikstof be meste weilanden, is het belangrijk ste. Aan de bemesting kunnen wij nu'echter geen eischenstellen. Maar wie vruchtbare dieren wil hebben, moet ook voor afwisseling zorgen met bieten, wortels, enz. en niet den geheelen winter hetzelfde ééntonige rantsoen voeren. Ook een bepaald vitamine, vitamine E, het vruchtbaarheids-vitamine, speelt een rol. Gekiemde tarwe bevat veel van deze stof. Tarwekiem, een preparaat hieruit, wordt tegenwoor dig door de dierenartsen nogal eens met goed succes bij onvruchtbare merries ingespoten. Echter lang niet altijd ligt de oor zaak in de voeding, of in vitamine gebrek. Bij merries komt ook een baarmoederontsteking voor, die reeds in zeer lichten vorm, onvruchtbaarheid geeft. Echt wit- -vuilen, zooals bij koeien, zien wij bij paarden zelden. In het laatste geval is de kans op een weerkeerende Vruchtbaarheid, ook na behandeling gering. Wel zijn er vrij veel merries, die 'n geringe baarmoeder aandoening hebben overgehouden van het wer pen. Ze is zoo gering, dat men er niets van bemerkt. Een uitspoeling van de scheede en baarmoeder door den dierenarts, enkele uren voor de dekking, wil dan vaak helpen. Sommige merries moeten jaar op Jaar deze kleine behandeling voor de dekking ondergaan, zonder welke ze niet drachtig zouden worden. Verder kent een ieder de lastige en kwaadaardige zoogenaamde „pis- merrles", die voortdurend bronstig zijn. Difr komt door een aandoening van de eierstokken. Deze dieren zijn onvruchtbaar en de genezingskansen zeer gering. Toch kunnen al deze oorzaken van onvruchtbaarheid, welke ik hierbo ven schetste, niet verklaren, hoe het komt, dat bij het paard gemiddeld meer dekkingen noodig zijn dan bij runderen. Zeker springt dit in het oog, als men bedenkt, dat bij koeien veel meqr zware verlossingen terug- blij1veri van de nageboorte, dekinfeo- ties enz. voorkomen dan bij merries. Dit heeft dan ook een andere reden en wel de langere tijdsduur van de. bronst bij de merrie. Tijdens de bronst komt namelijk het onbe vruchte eitje vrij uit de eierstokken, daalt via de eileider naar de baar moeder af. Onderweg wordt het nu bevucht De levensduur van het on bevruchte eitje en van het zaad is zeer beperkt. Misschien slechts één dag De bevruchting geschiedt dan 't best, als het inbrengen van het zaad en het loslaten van het eitje uit de eierstok gelijk of ongeveer gelijktij dig plaats vinden. Aangezien de hengstigheid van de merrie 2 tot 10 dagen en soms nog langer kan duren is de dekking bij het paard veel meer een kansspei, dan bij het rund. Door practiche er varing weet de boer ongeveer welken tijd voor de dekking genomen moet worden, maar toch, de bevruchting blijft, blijkens het grootere aantal benoodigde dekkingen, onzekerder dan bij het rund. Men heeft getracht na te gaan op welk tijdstip van de bronst het eitje loslaat. Dit is van'fundamenteel be lang. Dóór recente onderzoekingen op dit gebied is gebleken, dat uit de uitwendige kenteekenen van de hengstigheid geen conclusie getrok ken kan worden, wat betreft het los laten van het eitje. Het hoogtepunt van de bronst behoeft hiermee hee- lemaal niet samen te vallen. Verder verdwijnt de bronst binnen twee dagen nu hei, vrij ko men van het eitje. Heeft men dus 'n merrie laten dekken en is ze twee dagen later nog hengstig, dan kan men aannemen, dat het eitje eerst later of nog niet losgelaten is en is het verstandig de merrie weer te la ten dekken. Overigens is bij groote aantallen merries een inzicht gekre gen over het werkelijke tijdstip van de edloslating Verdeelt men namelijk den totalen tijdsduur van de heng stigheid in vijven, dan krijgt men 't volgende schema: In het eerste vijfde gedeelte heeft nooit eiloslating plaats. In het twee de vijfde gedeelte bij 15 procent van de merries. In het derde vijfde ge deelte bij 52 procent. In het vierde gedeelte bij 33 procent en in het laatste gedeelte 0 procent. Hebben wij bijvoorbeeld een heng- stigheidsduur van 5 dagen, dan valt de eiloslating met 52 procent waar schijnlijkheid op den 3en dag, met 33 procent op den vierden dag en met 15 procent op den tweeden dag. Bij een duur van 10 dagen is het percentage op den 5en en 6en dag 52 procent en 33 procent, op den 7en en 8en dag, terwijl 15 procent op den 3en en 4en dag valt. Zou men volgens deze gegevens ze ker willen zijn, dat de eiloslating on geveer gelijktijdig met de dekking geschiedt, zooals noodzakelijk is, dan moet de merrie voor de eerste maal op den 2en, hoogstens 3en dag bij den hengst gebracht worden. Verder zou de dekking iedere 36 tot 48 uur herhaald moeten worden, zoolang de hengstigheid duurt. Het spreekt vanzelf, dat een dergelijke belasting van den hengst, vaak niet mogelijk is en daarin schuilt dan ook de moei lijkheid. Wil men echter de grootst mogelijke zekerheid hebben, dan zou dit moeten gebeuren. Een oplossing van deze moeilijkheden der paarden fokkerij rou door middel van de kunstmatige bevruchting verkTegen kunnen worden Deze kan men vaker herhalendan. een dekking zonder in het seizoen den hengst al te zeer af te matten. De zaadhoev elheid van een hengst is voldoende yoox tot In een vorig artikel werd zeer terecht gewezen" op de wenschelijkheid, boer-* derijen met opgaand geboomte te om zoomen. Het is toch voor het landschap, oneindig veel meer waard een boerde rij, omgeven door statig geboomte te zien liggen, dan dat dezelfde boerderij naakt en koud uit het landschap op rijst. Afgezien van de verzorging van het landschapsbeeld, is het voor de boerde rij zelve veel beter in de luwte eener boombeschutting te liggen, dan open aan de heerschende winden te zijn blootgesteld. Nu behoort men bij de boombeplanting in de eerste plaats rekening te houden met de grondsoort en de zeewinden Wat de zeewinden aangaat, zijn er zeer vele boomsoorten, die een sterken wind: en vooral een min of meer zouten wind, moeilijk of niet verdragen kunnen. jVTen behoort een verschil te maken tusschen de beplanting rond de boerde rijen in de Zeeprovinciën en de Land provinciën. In de Zeeprovinciën, waaronder te verstaan is: Zeeland, Zuid- en Noord-Holland, Friesland en Groningen, liggen de boerderijen meestal sterk aan den wind blootge- steld in groote open poldervlakten. De eschdoorn, de kastanje, de linde, de beuk, en dergelijke boomen kunnen zonder een behoorlijk windscherm daar niet geplant worden. Men plante er ij voorkeur aan de windzijde een strook hakhout, bestaande uit els, esch, wilg e.d. die als windscherm dient en in strooken om de drie of vier jaar ge kapt wordt. In strook, om niet in één jaar het geheele windscherm te moe ten kappen. Dus het liefst kappe men zoo'n windscherm in tweeën, de eene drie of vier jaar de eene helft en de andere drie of vier jaar de andere helft. Daarachter plante men aan de windzijde eik en each als opgaande boomen, en achter dit dubbele scherm kan men dan notenboomen. linden, kastanjes, beuken enz. planten, alsme de direct rond de boerderij, sierhees ters,. voorzoover deze ter plaatse voor planting in aanmerking komen Houdt men niet op een soortgelijke wijze met den wind rekening. dan wordt elke beplanting een mislukking. Al deze soorten boomen, en deze wijze van beplanting is daarop gebaseerd, dat de boer een blijvende beplanting rond zijn boerderij als blijvend wind- schut en blijvende aankleeding van zpiï boerderij wencsht. De eik, esch, linde, kastanje enz. zijn boomen, die eeuw en meegaan en die een statige omlijst ng van zijn boerdijr kunnen beteekenen, terwijl het hakhout, dat het wind scherm vormt, hem zijn geriefhout kan opleveren. Men hoede er zich echter voor, een dergelijke beplanting te mengen met populieren en wilgen, daar deze veel te hard groeien en daardoor het blijvende bestand gaan schaden .terwijl zij na 30 80 jaar totaal uitgeleefd zijn. Wil men wilgen of pupulieren planten, dan doet men het beste deze in een bepaalden hoek afzonderlijk te zetten, wetende, dat na 60 of 80 jaar deze hoek gedoemd is te verdwijnen. Voor een definitieve aankleeding der boerderij deugen de wilg en de populier niet. In de andere Provincies, waar men in het geheel niet met zoute winden en betrekkelijk veel minder met den wind heeft rekening te houden, is men veel vrijer. In vele gevallen is daar het windscherm niet noodig, vooral niet in de Oostelijke Provinciën. Daar kan men op het zand, behalve diverse soor ten sparren en dennen, eiken, beuken enz. planten, geheel zooals de bodem dit aangeeft, en verder zooals de boer de aankleeding zijner boerderij wenscht. Hoe ook, laat de boerderij niet naakt in het land staan, maar omlijst dezelve met een blijvend bestand van boomen, die op den duur een statige omgeving vormen. J. v. H. S. 10 merries. De kunstmatige bevruch ting echter, vereischt eenige organi satie en ontmoet nog veel tegen-» stand. Ze heeft echter in de paardenfokke rij alleszins recht van bestaan.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 5