De beteekenis van de lagere landbouwschool De rundveeteelt in Denemarken Vragenrubriek Boeren let op! Marktoverzicht WOL- en KOUSENKUÏS A. VAN DER BRUELE Centrum van ontwikkeling1 en vorming: van de jongeren ten plattelande Tot vijf en twintig jaar geleden werd an" de behoefte aan landbouwonderwijs vjO de dorpen slechts voorzien, door de gewoonlijk aan het initiatief van het hcofd van de dorpsschool ontsproten ajgemeene landbouwcursussen, waar gedurende de avonden les werd gege ven. Doordat zich telkenjare nieuwe cursisten meldden kregen deze cursus sen een permanent karakter. Hoewel hiermede prachtige resultaten werden bereikt en de cursussen ook thans nog steeds zeer goede diensten bewijzen ,was het in vele gevallen beter deze 'cursussen om te zetten in lagere land bouwscholen, welke in aparte gebou- w en werden ondergebracht. Deze om zetting en afzonderlijke huisvesting hebben vele voordeelen: doelmatiger gebruik van leer- en hulpmiddelen, overdag gegeven lessen in plaats van s avonds na een dikwijls vermoeiende dagtaak, terwijl de onderwijskracht uitsluitend aan landbouwonderwijs en -voorlichting al zijn krachten kan wijden. De middelen, waarover kon worden beschikt, werden gevonden in rijkssub sidie en aanvullende subsidies van piaatselijke vereenigingen en provin ciale organisaties. Verder hield de In spectie van het Landbouwonderwijs bij de oprichting van een lagere land bouwschool zooveel mogelijk rekening met de streek, waar de school zou wor den gevestigd. Tot de lagere landbouwscholen behoort er één, die in het bijzonder bestemd is voor zoons van landarbeiders en ge vestigd is te Bakkeveen in Groningen. Ket aantal lagere landbouwscholen hier te lande bedraagt 99 met een landelijk leerlingenaantal van rond 9500. Het leerplan Het leerplan van een lagere landbouw school verdeelt de te behandelen stof over vier jaren. Leerlingen, die de ze- vep. klassen van een lagere school heb ben doorloopen, kunnen in de eerste kias worden toegelaten. In het eerste leerjaar komen zij twee dagen per week op school en werken de andere dagen thuis of elders practisch. Gedu rende, het tweede, derde en vierde leer jaar ontvangen zij één dag in de week schoolonderwijs en werken den overi gen tijd practisch. Het hoofd' van de landbouwschool geeft dus vijf dagen per week les en heeft dan één dag per v/eek beschikbaar voor het bezoeken van de bedrijven van ouders der leer lingen en van oud-leerlingen. Daar het op deze wijze mogelijk is, dat verschil lende zoons Uit één gezin op onder scheidene dagen de school bezoeken en er steeds zoons beschikbaar zijn voor arbeid in het bedrijf, zijn deze scholen bij de boeren het klein en middelma tig groot bedrijf bijzonder in trek. Dit blijkt hieruit, dat zelfs boeren hun joggen knecht gelegenheid geven de lessen aan de lagere landbouwschool te volgen. De Directie van den Landbouw houdt voorts rekenaar met plaatselijke oinStan'digheden bij het vaststellën van de leerstof, het aantal lesuren per jaar, de lestijden en het programma. Zoo verschillen de lessen met overwegend weidestfeken belangrijk met die in streken met over wegend akkerbouw- of gemengd bedrijf. In de eerste twee leerjaren wordt alge meen vormend onderwijs e* voorbe reidend landbouwonderwijs gegeven, in het derde en vierde jaar ontvangen de leerlingen onderwijs in grondkennis, bemestingsleer, plantenziekten, vee teelt, veevoeding, zuivelbereiding, be drijfsleer en landbouwboekhouden. De' meeste van deze lessen zijn zuiver theoretisch en worden vooral .des win ters gegeven, maar daarnaast wordt toch ook in den zomer op het vrije veld bij de gewassen of het vee practisch les gegeven. Op het einde van het vier de cursusjaar wordt een openbare eind- les met examen gehouden ten over staan van den rijkslandbouwconsulent en wordt vervolgens aan (Je leerlingen een diploma van de school uitgereikt. Het hoofd der school Tot hoofd van de lagere landbouw school wordt gewoonlijk een hoofd of onderwijzer van een lagere school be noemd, die in het bezit is van de akten Landbouwkunde en Tuinbouwkunde R. O. In totaal zijn er in Nederland on geveer 1500 leerkrachten in het bezit van deze akten. De hoofden van de la gere landbouwscholen geven hun lessen uitsluitend en alleen. Naast de bezwaren hieraan verbonden, biedt deze omstan digheid zeer vele voordeelen, welke hoofdzakelijk bestaan in een voortdu rend nauw contact, dat grooten invloed heeft op de opvoeding en karaktervor ming, welk contact ook in latere jaren gewoonlijk bestendigd blijft. Het werk eischt ontzettend veel van de hoeden der scholen, waardoor zij zich fWaak voelen als pioniers op een eenzamen post. Zij vormen evenals de landbouw- onderwijzers de schakel tussehen wetenschappe lijke onderzoekers en de jongere landbouwers zoodat zij naast de vakpers degenen zijn, die de landbouwwetenschap popu lo riseeren. Des winters zijn de onderwijskrachten overdag bezig met het geven van les sen of de voorbereiding ervan. In den zomer benutten zij hun vrije dagen voor het organiseeren van vee- en gewassenkeuringen err voorvhet aan leggen van proef- en demonstratievel- den. Des winters houden zij in de dor pen praatavonden en lezingen. Verder zi]n zij de algemeene vraagbaak niet alleen voor de boeren en landbouwers, maar ook voor landbouwproefstations of andere wetenschappelijke landbouw- ioistituten, en- voor landbouwconsulen- ten, die gaarne gebruik maken van hun bekendheid met plaatselijke om standigheden en 'verhoudingen. Daar naast zijn zij dikwijls adviseurs voor vereenigingen of bonden van oud-leer lingen. Op deze wijze blijven de hoof den van de lagere landbouwscholen en de landbouwonderwijzers een leidende taak op technisch en cultureel gebied In het Belgische „Tijdschrift voor Landbouw- en Voedingseconomie" komt een artikel voor van Dr. A. Geerinck, waaraan wij de volgende gegevens ontleenen: In Denemarken heeft men overwegend twee rundveerassen: le. Het roode ras der eilanden of het Deensche fbode ras, dat 3/5 van den ganschen veestapel omvat. Het is een vormig rood en behoort tot het zware- grove melkvee-type met een goed ont wikkeld beendergestel, een zwaren kop en een te lang lichaam in verhouding tot de grootte. 2e. Het Jutlandsche ras, dat van den veestapel omvat, is zwart-bont, en is nauw verwant met het Hollandsch ras. Benevens deze twee hoofdrassen treft men nog koeien aan van het Short- hornras 17 pet., het Hollandsche ras 1 pet., het Jerseyras 2 pet. Maatregelen tot begunstiging van de veefokkerij. Maatregelen die in Denemarken ge troffen worden om de veefokkerij te beschermen en te begunstigen zijn van verschillenden aard: houden van wed-» strijden, oprichten van veekweeksyn- dikaten, Herdbook, proefstations, on derzoek van afstamming, opfok van het vee, enz. De veewedstrijden of tentoonstellingen zijn de eerste middelen geweest waar toe men zijn toevlucht nam. De eerste wedstrijd had plaats in 1810 en diende als grondslag voor de toekomst. Jaar lijks worden nu 150 wedstrijden ge houden. Sedert 1900 bestaan er afzon derlijke secties voor gecontroleerde melkkoeien, terwijl men vroeger slechts volgens het uitzicht der dieren te werk ging. Jaarlijks worden drie hoofdwed strijden gehouden waaraan ongeveer 1200 dieren deelnemen. Een zestigtal jaren geleden werden in Denemarken drie instellingen opgericht die op de fokkerij een zeer gunstigen invloed uitgeoefend hebben, de vee- kweeksyndikaten, het stamboek en de stalcontróles. De stalcontróle loopt over een periode van twee jaar. Zij wordt zorgvuldig uitgevoerd door een assistent, voorzien van een gerber- apparaat, zoodat hij onmiddellijk het vetgehalte der melk kan bepalen. Al- zoo heeft men, dank zij een nauwgezette en gewetensvolle werkwijze, de beste fokdieren en de beste melkkoeien kun nen selecteeren. Deze controles geven ook een denkbeeld van den vooruitgang dien de veestapel in Denemarken ge maakt heeft. Denemarken is, evenals België, een land van kleine bedrijven. Immers 92 pet. van de bedrijven hebben minder dan 15 koeien en vertegenwoordigen 90 pet. van den totalen veestapel. Daar het houden van een stier per kudde te moeilijk en te kostelijk is, ging men over tot den gemeenschappelijken aan koop van een stier. Aan deze syndi- kaatstieren worden natuurlijk groote eischen gesteld daar zij een grootèn in vloed hebben op het nageslacht. Op het oogenblik telt men ongeveer 1100- syndicaatstieren. Vanwege den Staat wordt aan het syndikaat een toelage Op onderstaande data, die van belang zijn, dient U goed te letten! 12 Juni: Premiekeuring voor mer ries te Kortgene. 13 Juni: Paardentaxatie te Goes. Premiekeuring voor merries te Middelburg. Premiekeuring van stieren en vrouwelijk fokVee te Grijpskerke om 9.30 uur; Ga- pinge om 2 uur. 14 Juni: Premiekeuringen van stieren en vrouwelijk fokvee te Aagtekerke om 10 uur; Melis- kerke om 2 uur. Premiekeuring voor merries te Goes (2 banen). 15 Juni: Premiekeuringen van stieren en vrouwelijk fokvee te 's Heer Abtskerke om 8.30 uyr; Goes om 12 uur. 16 Juni: Premiekeuring van mer ries te Krabbendijke. Premie keuringen van stieren en vrou welijk fokvee te Koudekerke om 9.30 uur; Biggekerke om 2 uur. Paardentaxatie te Mid delburg. Premiekeuring voor merries te St. Philipsland. 20 Juni: Paardentaxatie te Hulst. 21 Juni: Paardentaxatie te Axel. De keuring van fokvee te Goes draagt het karakter van een fok dag. vervullen, naast hun eigenlijke onder wijstaak. De lagere landbouwschool vormt op deze wijze een centrum voor ontwikkeling en vorming van de jon geren ten plattelande. toegekend om min of meer de onder houdskosten van den stier te dekken. Om een stier te mogen aankoopen moet het syndikaat aan de volgende voor waarden voldoen: le. het syndikaat moet uit minstens tien leden bestaan; 2e. de syndicaatstier moet geprimeerd zijn; 3e. ten minste 50 pet. der koeien moe ten onderworpen zijn aan de stalcon tróles. Het grootste belang van al deze ver eenigingen ligt in het feit dat men zoo het gebruik van de beste stieren bevor dert. Na een ervaring van 35 jaar heeft men kunnen vaststellen dat de beste koeien zich in de streken bevinden waar men een syndikaatstier gehouden heeft. Het Deensche stamboek wordt ingedeeld in vier reeksen: le. het familiestamboek: het bevat alle gegevens omtrent de dieren die behoo- ren tot de elitekudden; 2e. Het afstammingsregisteris het stamboek van het jong vee van één jaar en minder; 3e. Het stamboek der koeien: hier schrijft men enkel de koeien in, die behooren tot de beste families en die ingeschreven zijn in het familiestam boek; 4e. Het stamboek der stierenhier schrijft men enkel de volwassen stieren in die geprimeerd zijn, een goede af stamming hebben, zuiver van ras zijn. De stamboeken worden natuurlijk per ras aangelegd en elk boek bevat de hierboven aangegeven categorieën. Ook de onderzoekingen over den in vloed der stieren op de productiviteit van him nakomelingen hebben er veel toe bijgedragen de melkproductie en het vetgehalte der melk te doen stijgen. Om tot een goed melkveeras te komen heeft men natuurlijk ook voederproe- ven gedaan om te zien welke veevoe ders 'het best geschikt zijn. Ook heeft men de inlandsche veevoederproductie zoo hoog mogelijk opgevoerd ten einde in zekere mate van het buitenland on afhankelijk te zijn. Op dit oogenblik bezit Denemarken, dank zij een goed geleide veefokkerij, twee rassen die de vergelijking met ieder vreemd ras kunnen doorstaan. Het belang van de veefokkerij en de hooge vlucht die deze heeft genomen kan men V ragen, an w eiken aard dan ouk, kunnen gezonden worden aan de Redactie van „De Landstand in Zeeland", Postbus SI, Goes. Deze vragen worden kosteloos r»e- antwoord mits zy voorzien zijn van naam en adres van den inzender. Ingezonden vragen die niet van vol ledig adres voorzien zyn, kunnen niet in Jfehandeling worden ge nomen. Bemesting tabak. Vraag 37: Ik heb 1% pond karlkammonsal- peter en 1kg patentkali pei' roede voor de teelt van tabak. Is dit genoeg, of zou ik nog 2 kg Herbaijefosiaat per R.R. toedienen voor fosforbemesting? (A. W. te H.) Antwoord: De door U aangewende bemes ting is goed, een hoeveelheid van 5 kg kalkammonsalpeter en 10 kg patentkali per are is ruim voldoende. Tabak is een chloorvormig gewas, door het geven van een zuivere gift patentkali wordt de brandbaarheid bevorderd. Voor het aanwenden van Herbaijefosiaat is het nu al te laat. Voor een goede wer king is het noodzakelijk deze meststof reeüs in den voorafgaanden herfst uit te stroojen en ze door een intensieve grond bewerking goed met den grondte ver mengen. Het Herbaijefosfaat werkt het best op zure gronden, boven een P. H. getal van 5,5, wordt de werking spoedig van geen beteekenis. Zelfverzorgersregeling boter. Vraag 38: Ik ben zelf verzorger voor boter en mijn gezin bestaat uit 6 personen. Op hoeveel boter heb ik nu recht en hoe lang moet ik daarmee doen? Volgens den bezorger 11% dag, maar net is altijd 9 dageu geweest. Ik heb nooit in de dagbladen gelezen dat dit veran derd is, aus zou ik giaag worden inger licht. IA. B. te S.). Antwoord: Vóór Maart j.l. ontving U per hoofd 3 x 250 gram boter per periode van 28 dagen. U moest dus 2 x y en 1 x 10 dagen met een pakje toekomen. Sindsdien; (en dit is wel degelijk gepubliceerd) wor den voor zelfverzorgers dubbel-perioden toegepast van 50 dagen. Dit met het oog op de voorraadpositie der leveringsbedry- ven. In den loop dezer 56 dagen hebt U recht op 5 x 260 gram boter. U moet dus thans iets meer dan 11 dagexV met een pakje doen. Zelf verzorgingsaardappelen. Vraag 39: Ik werk 1% jaar als landarbeider bij denzelfden boer en ben, wat aard appelen betreft, in de zelfverzorging op genomen. Wat mag nu mijn werkgever voor die aardappelen rekenen? (H. B, te IJ.) Antwoord: Voor de producten uit het be drijf, welke de werkgever als emolumen ten- aan zijn arbeiders verstrekt, mag deze niet meer %dan den richt- en markt prijs in rekening brengen. Voor klei- aardappelen bedraagt deze prijs 6.10 per 100 kg. met een wekelijksche stijging van 10 cent per 100 kg. zoodat deze prijs einde Juni als hoogste bedrag 6.80 per 100 kg. bedraagt. Over het algemeen valt er over de vee- taxatiemarkten weinig nieuws te 'mel den Er moeten plaatsen zijn, waar hec jonge vee in verhouding tot het overige te hoog getaxeerd wordt. Nu is het een vaststaand feit, dat jong vee steeds veel hooger in prijs is, dan ouder vee, doch wanneer jong vee getaxeerd wordt op 175 tot 250 en een „bedrijfskoe, die in behoorlijken staat verkeert, op 300 tot 500, dan vindt men dit verschil inderdaad wat groot. De kwaliteit van het aangevoerde vee valt over het algemeen niet tegen, hoe wel de boer natuurlijk niet de beste beesten verkoopt. Een uitzondering hier op maken de weiders die immers vrijwel alles leveren. Zij brengen vaak prima vee ter markt, uitgaande van de. redeneering, dat zij voor een goed exem plaar meer beuren dan voor een van mindere kwaliteit, dat bovendien nader hand op de slachtveemarkt toch zijn geld opbrengt. best afleiden uit de volgende cijfers: 80 tot 90 pet. van de ontvangsten op de kleine bedrijven komt van het vee. Deze verhouding daalt tot 63 pet. voor de groote bedrijven, maar deze zijn uiterst klein in getal. De Deensche landbouwproductie, die bijna uitslui tend dierlijk is, dekt 70 pet. van den totalen uitvoer uit Denemarken, die 1.600.000 kronen bedraagt. Alt lEHTIJLk'I IN DB LANDSTAND Breng ons Uw speciale vergunningen voor: W erkmanspakketten Ondergoederen Babypakketten Babywol Noordstraat 45 - Terneuzen

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 7