ULST
Uitwisseling landjeugd
Hulp
Geheimen van
hij liet oogstwerk
ONLANGS ontdekte men' bij gra
vingen in de wallen van Hulst
nabg den molen een oude gang,
of beter gezegd, men heropende het
gewelf, daar het bestaan al sinds 20
jaar bekend was.
De tegenwoordige molenaar Dhr. Van
"Helsland was er in zijn jongenstijd meer
malen in geweest. Even naast den molen
bevond en bevindt zich nu nog een
smalle luchtkoker, waardoor men in den
kelder kon komen en het ging er toen
maar om, wie van de jongens in de
feheimzinnige diepte afdalen.
,ater heeft hij met een geïnteresseerde
een nader onderzoek ingesteld om den
loop van de gang te bepalen. Door
klopsignalen werd vastgesteld, dat de
ingang aan de buitenzijde van het bol
werk lag. Het ontblooten vergde veel
tijd en moeite, daar er heel wat grond
en zand verwijderd moest worden.
Alhoewel door instortingen en afschui
vingen al tamelijk versperd, bleef de
gang open tot 1940 waarna men hem
dichtte.
Thans gaapt weer een smalle donkere
opening in de frischgroene wallen; het
is er koel, vocht parelt op de muren
en het daglicht dringt slechts flauw
naar binnen. In het eerst zijn de muren
nog zwak te onderscheiden, maar dan
heerscht er een dikke duisternis, zoo
dat de lamp er bij te pas komt. Lang
zaam rijst de aarden bodem, bukken is
dus het parool, een eindje verder is er
links een nis, even hoog en breed als de
gang zelf en ruim een meter diep; op
den bodem ligt wat steenpuin. Schuin
aan de overzijde donkert er weer één
op, van precies gelijke groote. Enkele
meters hiervoorbij maakt 't gewelf een
lichte bocht, daglicht valt er nu in het
geheel niet meer te zien en nog steeds
stijgt de bodem.
Dan komt er links een zijtak op de
hoofdgang uit, vporzichtig gaat het over
de brokken puin voorwaarts. Na een
tiental meters is deze afgesloten, met
een naar de specie te oordeelen van
jongeren datum zijnden muur, echter
niet tot boven toe. We zijn nu onder
den molen en zeer waarschijnlijk loopt
de gang achter de afscheiding door.
Werklui hebben n.l. door het gat een
langen stok gestoken en voelden geen
hindernis. Sommigen beweren, dat onder
den molen zich een bakkerij uit den
Franschen tijd bevindt, die later is dicht
gemetseld, wie weet is dit de toegang
niet. Of de gang ook in verbinding staat
met den molen is nog niet opgeheldderd,
maar volgens de mulder zal dit wel niet
zoo zijn, daar kloppen geen resultaat
opleverde. Juist waar de zijarm uit-
ïribndt is in het gewelf een luik, dat den
luchtkoker afsluit, aan de bovenzijde
bovendien met aarde bedekt.
De vloer daalt langzaam, een stuk ver
der zijn er nogmaals twee nissen, één
links en één rechts en van gelijke af
metingen als het voorste paar.
Op korten afstand eindigt de plm. 50
m. lange gang, d.w.z. weer is een nieu
were muur opgetrokken die het overige
deel afscheidt. Ook hier heeft men
boven een opening vrijgelaten, waar
door losse grond, waarschijnlijk een in
storting, is waar te nemen.
Vroeger moet er waar de verbreeding
begint een deur zijn geweest, dit is af te
leiden uit de aanwezigheid van gangen.
Zeer zeker komt de gang uit bij den
Molenberg aan de Dubbele Poort, daar
men jaren terug op dat punt eveneens
een ingang vond; de lucht was destijds
aldus dhr. Van Helsland nooit duf, hoe
lang de luchtkoker ook totaal werd
verstopt.
Er blijft de vraag over, van wanneer
dateert het pas geopende gewelf, uit
den Spaanschen of den Franschen tijd?
Met bijna zekerheid kan men zeggen
uit den Tachtigjarigen oorlog en wel
licht nog veel eerder.
Omstreeks het midden der 15e eeuw
werd een begin gemaakt met de ver
sterking van Hulst. Voor dien tijd was
het een eenzaam in het vlakke land
gelegen open en onbeschermde stad. Bij
tijden van oorlog en woelingen kon men
niet op hulp rekenen van andere ver
dedigde steden. In wtjden omtrek viel
geen sterkte of vesting te bekennen
dan alleen Gent en dat was nu niet
bepaald een goede vriend van Hulst.
De Hulstersche Magistraten wezen den
Graven van Bourgondië op den gevaar
vollen toestand hunner stede en vonden
een welwillend gehoor, want de macht
der groote steden kon slechts beperkt
worden door de versterking der kleinere.
Zoo gaf Graaf Jan zonder Vrees op 25
Dec. 1413 toestemming om vesting
werken om Hulst aan te leggen.
Het duurde echter hog tal van jaren
eer de plannen verwezenlijkt werden,
daar het de stad, voornamelijk door de
Gentsche heerschappij aan de benoodig-
de gelden ontbrak. De financieele ge
steldheid was van dien aard dat men in
1418 nauwelijks het onderhoud van
haven en kerk kon bekostigen.
Graaf Philips de Goede bevestigde op
1 Dec. 1426 de door zijn vader verleende
toestemming, maar voorloopig bleef
alles bij het oude en moest Hulst hem
evenals zijn voorganger voortdurend
gelden verschaffen. De schuldenlast be
reikte een ongekende hoogte en het zag
er naar uit alsof de stede nooit ver
sterkt zou kunnen worden. Donkere
dagen braken aan voor het hulpelooze
Hulst. In 1452 raakte Gent voor de zoo-
veelste maal, nu door het niet willen
voldoen aan de geldeischen, in felle bot
sing met zijn wettigen Heer.- Hulst
koos de partij *van de Graaf en weigerde
steun aan de machtige grootstad en
werd daarom verwikkeld in den strijd.
De notabelen van 't geheele Ambacht
namen de wijk en den 26 Juni 1452 trok
een sterk Gentsch leger de Vier Am
bachten binnen, alles vernielend wat
het tegenkwam.
Hulst; Zaamslag en Axel werden ge
plunderd en daarna kraaide er de roode
haan en de kasteelen der heeren van
Zaamslag en Van der Capellen legde
men in puin. Drie dagen later ontstond
er reeds een verandering in de situatie,
want Lieven de Smet, hoofdman van
Assenede, liep naar den Graaf over, die
nu weldra het verloren gebied heroverde.
Hulst was ontzettend getroffen, de ver
zengende adem van het vuur had het
meerendeel der huizen, vele hofsteden
alsmede het trotsche Schepenhuis ver
teerd en de statige kerk zwaar geha
vend. Toch vertoonde de verschrikkelijke
ramp een goede zijde, want eindelijk
besloot de Hertog om de stad tot een
vesting te herbouwen, waartoe o.m. hij
de betaling der lijfrenten voor twintig
jaar opschorte. Met ijver maakten de
burgers een aanvang met den omvang
rijken arbeid en reeds in 1455 prijkten
er talrijke fraaie gebouwen, en waren
schoone grachten gegraven. Rond 1467
legde men de laatste hand aan de ver
dedigingswerken bestaande uit stevige,
wallen, kloeke poorten, zware torens en
muren en wachthuizen en diepe grach
ten. Hulst was herschapen in een sterke
veste met een linie. In de 18e eeuw
verbeterde men de fortificaties en in
1816 hield de oude stede op vesting te
zijn. De toenmalige burgemeester S.' H.
Gallandat probeerde om de werken als
gemeente-eigendom te verkrijgen wat
niet lukte. In 1820 hielden de Zeeuw-
sche Domeinen een openbare verkoo-
ping er van, waarbij de wallen met bin
nen en buitenveste niet verkocht wer
den en in 1821 in erfpacht aan de ge
meente afgestaan.
In 1919 hing het voortbestaan aan een
zijden draadje, daar de raad ze wilde
slechten wat gelukkig geen doorgang
vond.
Thans zijn de wallen van Hulst de best
bewaard geblevene in den lande en
plannen voor verdere restauratie liggen
gereed. Ook de uit 1792 dateerende
molen zal denkelijk hersteld worden.
Dan kan de oude roemrijke vest bogen
op een uniek bezit en een kostbaar
cultuur-historisch en natuurmonument.
A. Cocquyt.
N verschillen^ streken, in het bij-
I zonder wel in Duitschland is het
meer of min gewoonte geworden dat
boerenzoons en dochters met elkaar van
bedrijf wisselen. Na het doorloopen van
de landbouw- of landbouwhuishoud-
school, waarna eenigen tijd op het
ouderlijk bedrijf wordt gewerkt, zet men
zich op een andere boerderij in, om de
aldaar gevolgde bedrijfsmethoden te lee-
ren kunnen en daardoor zijn bekwaam
heid te vergrooten.
Uit de middeleeuwen kennen wij reeds
den leerlingambachtsman, die, wilde
hij het brengen tot gezel en meester in
zijn vak, daarvoor bij verschillende bazen
in de leer moest zijn geweest. Ook in
het landbouwbedrijf wordt meer en
meer de noodzakelijkheid gevoeld om
eenigen tijd bij een anderen boer te werk
gesteld te worden, waardoor op de be
drijfsvoering een ruimere blik verkre
gen wordt en men daardoor in staat is
zijn roeping als boer of boerin in de toe
komstige samenleving ten uitvoer te
brengen.
Reeds eenige jaren bestaat de uitwis
seling tusschen Nederlandsche en Duit-
sche landjongeren. Hun ervaringen, na
afloop van een half jaar uitwisseling,
zoowel van Nederlandsche als van Duit-
sche zijde zijn steeds van dien aard,
dat veel wat hun voorheen onbekend
was hun leven rijker heeft gemaakt.
Ook dit jaar hebben zich jonge men-
schen voor uitwisseling gemeld. In
Duitschland, waar de uitwisseling reeds
vele jaren een belangrijk deel uitmaakt
van het landjeugdwerk, bestaat ook dit
jaar vooral van vrouwelijke zijde de
wensch om met een.Nederlandsch meisje
uit te wisselen. Wij doen daarom een
beroep op onze landmeisjes om de
stoute schoenen aan te trekken en met
een Duitsch meisje van bedrijf te wis
selen en ginder het huishoudelijk werk
mede aan te pakken. Zeer zeker zal
ook daar op huishoudelijk gebied, wat
betreft de bereiding en ervaring van het
voedsel en het maken van kleeding,
nieuwe kennis worden vergaard, die
thuis weer in practijk kan worden ge
brachtDe opname in de dorpsgemeen
schap aldaar schept de mogelijkheid, dat
het nuttige met het meer aangename
wordt vereenigd. Voor een half jaar
wordt de landjeugduitwisseling aange
gaan en zakgeld ontvangt men van
de(n) gastheer of -vrouw.
Er zit veel goeds en moois in om eens
voor een 6-tal maanden de eigen omge
ving te verlaten om ginder achter den
gezichtseinder bij een gastvrije Duit-
sche boerenfamilie zich in te zetten en
mede te helpen in de huishouding of be
drijf, om daarna weer met vele ervarin
gen en menschenkennis rijker huis
waarts te keeren, welke het geheele
verdere leven te pas zullen komen.
Aanvraagformulieren voor de landjeugd
uitwisseling zijn verkrijgbaar aan Kor-
tenaerkade 9, te Den Haag en aan de
provinciale kantoren. J. Sch.
GROOTE wolken stuifmeel
voert de wind over de wijde
korenvelden. Het is soms of
een nevelgordijn zich over de gol
vende halmen uitstrekt. De meel
draden hebben hun stuifmeel door
wind en zonnewarmte losgelaten
en de bestuiving, noodzakelijk
voor de vruchtvorming vindt op
groote schaal plaats. Weldra zul
len in de aren de nieuwe vruch
ten zich ontwikkelen en grooter
worden tot de korrels uit de aren
puilen. De oogst welken de vruch
ten af zullen werpen van noesten
arbeid en die door vele dichters is
bezongen als de kroon van den
zomer, zal dan weer een aanvang
nemen. Vele arbeidskrachten
zullen noodig zijn om evenals voor
gaande jaren dezen oogst, zoo
wel van granen, aardappelen als
vruchten van ooft- en tuinbouw
-Tijdig te bergen.
Veel zal van de voedselpositie
afhangen en daarom mag m het
geblokkeerde Europa geen vrucht
verloren gaan. Reeds thans heb
ben vele .stedelijke jongens en
meisjes zich bereid verklaard om
hun vacantie te geven om bij de
oogstwerkzaamheden behulpzaam
te zijn. Het is bekend, dat nog
steeds in stedelijke kringen ver
keerde voorstellingen heerschen
omtrent het leven en werken op
het land, waardoor ook het wan
begrip tusschen stad en -land,
hoewel erg verminderd nog be
staat. Door deze jonge menschen
gedurende den oogst een maand
in het bedrijf op te nemen, zal
het begrip voor het zoo belang
rijke landwerk en respect voor
het landvolk groeien en dat zal
voor de toekomst van onze samen
leving van onschatbare waarde
kunnen zijn. Tijdens de oogst
werkzaamheden, treedt de belang
rijkheid van den boerenarbeid het
meest naar voren, ook dari heeft
men het meest behoefte aan lich
tere arbeidskrachten. De stads
jeugd welke alvorens te worden
uitgezonden wordt gekeurd en op
flinkheid getoetst, heeft zich
spontaan gemeld om bij den oogst
te willen nelpen. Nadat de oogst
werkzaamheden het vorige jaar
waren beëindigd, hebben verschei
dene jongens en vooral ook meis
jes ons hun bevindingen, zoowel
schriftelijk als mondeling mede
gedeeld. Allen waren hierover
enthousiast en daarom hopen wij
dat ook van de zijde van den boer
'in dezen begrip wordt getoond
voor het ideaal, dat wij ons door
het plaatsen van oogsthulpen
stellen en velen een oogsthulp op
hun bedrijf zullen nemen.
Aanvraagformulieden voor een
oogsthulp zrjn verkrijgbaar brj
de Buurtboerenleiders en leiders
van „De Jonge Landstand", als
mede aan ons adres Kortenaer-
kade 9, te Den Haag.
De mogelijkheid tot aanvrage
sluit met ingang van 1 Juli.
J. Sch.