Wenken van de week Hetensileeren van GROENVOEDER ENKELE WETENSWAARDIGHEDEN OVER 4 De huisvesting van de geil. In korte trekken geven we hieronder, naar aanleiding van aanwijzingen uit Geitenhouder", enkele adviezen over de huisvesting van de geit. Een lichte, niet te warme, maar ook 's win ters niet te koude en tochtige stalruimte is wenschelijk. Veelal zal men echter, vooral de landarbeider, in deze gebon den zijn aan een bestaand schuurtje of hok, waaraan niet veel te veran deren is. Doch wanneer men de stal ruimte eens goed in oogenschouw neemt, zal het soms blijken, dat met ge ring materiaal en kosten, de stalling toch nog wel te verbeteren is. De ligplaats moet zoodanig zijn, dat de geit zindelijk, droog en niet te koud ligt. Een betonvloer is b.v. te koud, tenmin ste, wanneer deze zoo op den grond rust. Ligt het beton op een onderlaag, die koude en vocht uit den bodem1 te genhoudt, zools b.v. sintels of asfalt- papier, dan gaat dat beter. In de meeste gevallen zal dat echter wel niet zoo zijn. Dan kan men al veel verbeteren, wanneer men op het beton een houten vloertje aanbrengt. Loopt de geit los in het hok, hetgeen voor haar gestel en de ledematen heel goed is, dat kan zoo'n vloertje bestaan uit latten met een nauwe tusschenruimte, zoodat de urine goed weg kan vloeien. Heeft de stal geen eigenlijke vloer, dan is zoo'n houten bedekking ook zeer noo- dig, omdat de grond altijd koud is en nat optrekt. Verder geeft men de geit een flink laagje droog, schoon stroo. Het dier heeft dan een goede ligging. Vochtig of schimmelig stroo is uit den booze. Droog riet is ook héél goed. Heeft men geen stroo of riet, dan kan men ook andere .ruigte gebruiken, mits men het in den zomer maar hooi-droog laat worden. Turfstrooisel is voor een geit ongeschikt, omdat dit te veel stuift en zich vasthecht aan de haren van het dier. Een zindelijke melkwinning wordt daardoor bemoeilijkt. Voor een bok is echter turfstrooisel goed te gebruiken. Heeft men de geit vaststaan, dan is een gootje voor afvoer van de gier nood zakelijk. Gaat men op bovenomschreven wijze te werk, dan krijgt de geit, wat haar toekomt en houdt men haar ge jond en schoon. Gesarol. Naar aanleiding van wat wij hier reeds eerder over Gesarol mededeelden, geven wij hier nog eenige aanvulllingen. Mo menteel is alleen stuif-Gesarol ver krijgbaar. Spuit-Gesarol is door de oor logsomstandigheden niet leverbaar. Gesarol in zijn tegenwoordigen vorm is nog geen afdoend bestrijdingsmiddel tegen bladluizen. Wel schijnt men bezig te zijn, het product te wijzigen, zoodat het eerlang hopelijk ook tegen blad luizen afdoende resultaten zal kunnen geven Koolzaadknobbels. In het maandblad Mededeelingen voor den Landbouwvoorlichtingsdienst tref fen we een besc.iouwing aan over het optreden van, koolzaadknobbels van de hand van Ir. De Groot Het is zeker de moeite waard, daarover hier iets mede te deelen. De koolzaadknobbels, dat zijn knobbels, die aan de koolzaadplanten voorkomen, worden veroorzaakt door de larven van den snuitkever. In het algemeen wordt aangenomen, dat de planten er weinig door lijden. Daar echter in den^afge- loopen winter bleek, dat zeer veel per-, ceeien in meer of mindere mate waren aangetast, is er door Ir. De Groot, met medewerking van zijn assistenten, een onderzoek naar ingesteld. Bg <Jïf onderzoek fa gebleken, 'dat op die perceelen waarop koolzaad na kool zaad was verbouwd, het percentage aangetaste planten wel ruim 45 pet. be droeg. (Aantal knobbels per plant ge-, middeld drie). Qp koolzaadperceelen, die op geringen afstand (minder dan 200 meter) van akkers lagen, waar in 1943 koolzaad was verbouwd, werden 30 pet. planten met knobbels aangetrof fen. (Per plant ongeveer 2^ knobbel.) Op perceelen, die in de buurt van ak kers lagen, waar een ander kruisbloe- mig gewas was verbouwd, kwamen 25 pet. aangetaste planten voor. Op perceelen, waar in 1943 geen kruis- bloemig gewas in de omgeving was ver bouwd, bedroeg de aantasting 17 pet. met gemiddeld 2 knobbels per plant. Ook op knollen koolrapen schijnt de Érantastlng voor te komen. Wanneer echter de knollen voor den winter wor den omgeploegd, wat het geval is, wan neer zij voor groenbemesting gebruikt worden, dan zal men het volgend jaau van de aantasting geen last hebben* omdat de larven zich dan niet tot vol wassen insecten kunnen ontwikkelen. Bestrijding is niet direct toe te pas sen. Wel kan men indirect de aantasting voorkomen, door vruchtwisseling toe te» passen. Niet met koolzaad op een kool- zaadpercéel terug komen en verder in de omgeving geen andere kruisbloemi- gen verbouwen. In dit verband is ook herikbestrijding van beteekenis. Bij den uitgebreiden koolzaadverbouw van thans zal het niet altijd mogelijk zijn, volledig hieraan te voldoen, maar een gewaarschuwd man telt voor twee. In verband met de winning van eiwit rijk wintervoeder voor het vee, staat het ensileeren van gras en ander groenvoeder de laatste jaren zeer in de belangstelling van de veehouders. Op de zuiver weidebedrijven zal het te ensileeren product uitsluitend gras zijn, doch in het gemengde bedrijf heeft men meer producten ter be schikking, die zich voor conserveering in de silo goed leenen, zooals bijv. klavers, wikken, knolgroen enz. Vroeger geschiedde het inkuilen meestal volgens de z.g. warme me thode, waarbij door broeiing in het in te kuilen product, melkzuur werd gevormd, dat voor de conserveering zorgde. Die methode heeft echter het groote nadeel, dat er in het product omzettingen plaats vinden, o.a. eiwit afbraak, waardoor het eiwitgehalte sterk daalt.' Juist het eiwitgehalte van het silo-product moet echter zoo hoog mogelijk zijn, omdat wij geen eiwitrijke koek- of meelsoorten heb ben,om bij te voederen. Overigens, ook al zou men die wel hebben, dan is het nog voordeeliger, om zoo wei nig mogelijk aan eiwitgehalte te ver liezen. Wat men zelf op het bedrijf kan verbouwen, behoeft men niet te koopen. Dus onder alle omstandighe den is het wenschelijk het eiwitge halte van het product, zooals het groeit, in zoo groot mogelijken om vang te bewaren. Het ensileeren met zuur Na de oude methode van inkuilen, is het ensileeren met toevoeging van zuren gekomen. Hierbij wordt een zuuroplossing laagsgewijs over het in te kuilen pro duct gesproeid. Er behoeft dan uit het product zelf geen melkzuur ge wonnen te worden. De broei is onnoo- dig geworden, waardoor de eiwitaf braak voorkomen wordt. In tegenstelling met de oude me thode wordt bij het conserveer^n met zuur in de silo, het product direct stevig aangetrapt, om broei te voor komen. Ook met toevoeging van melasse kan in de silo gekuild worden. Hiermede bereikt men dezelfde voordeelen als bij het inkuilen met zuurtoevoeging. Melasse is echter thans voor di doel niet verkrijgbaar, zoodat men voor het ensileeren met zoo weinig moge lijk eiwi'tverlies thans is aangewezen op het gebruik van A.I.V.-zuur. - Nadeel van de zuurmethode Hoevele voordeelen het gebruik van zuur ook biedt, toch heeft het ook een nadeel. Het met zuur ingekuilde product werkt kalkonttrekkend op de dieren, die er mede gevoederd wor den. Daarom is' het noodig om naast het met zuur ingekuilde voeder krijt of soda te verstrekken in een hoe veelheid van 5 gram per 10 kg silo voeder. Of daarmède echter de na- deelen van de zuurwerking geheel zijn opgeheven, is nog niet met ze kerheid te zeggen. In verband daarmede is het echter te begrijpen, dat er naar een inkuilme- thode is gezocht, die niet het be zwaar van de zuurmethode bezit. Men zoekt o.a. in die richting, dat men het minerale zuur, zooals dit thans gebruikt wordt, vervangt door orga nische zuren, die zwakker zijn en niet zoo'n sterke kalkonttrekkende wer king hebben. In Duitschland worden deze organische zuren al gebruikt. Zij zijn echter duurder en nog niet in vol doende mate verkrijgbaar. •Dan heeft men verder: De •methodeSHardeland Deze methode berust hierop, dat dB holten tusschen het gehakselde groenvoer opgevuld worden door een brij van gemalen aardappelen of bie ten. Zoodoende is er nagenoeg geen lucht in de voedermassa aanwezig, waardoor broei, dat toch feitelijk een verbrandingsproc.es is, wordt voorko men. Eiwitafbraak: vindt dan bijna niet plaats. De gewenschte melkzuurgisting wordt bij deze methode bevorderd door de aanwezigheid van de koolhy draten der aardappelen of bieten. In de practijk wordt als volgt gewerkt: Men heeft noodig een hakselmachine, waarop gemonteerd een molen. Beide monden uit in een blaasinrichting. Het groenvoer b.v. stoppelklaver wordt in de hakselmachine gehakseld op 3 cm lengte, terwijl in den molen de rauwe aardappelen of bieten tot brij vermalen worden. Door de blaas- Tezamen met aardappelen of bieten inrichting wordt dit alles nu goed vermengd in de silo geblazen. De in stallatie wordt aangedreven door een motor of een trekker. Door de machi ne op een -onderstel met wielen te monteeren, is zij goed verplaatsbaar. Door het Centraal Instituut voor Landbouwkundig Onderzoek "is in '39 een dergelijke installatie aangeschaft waarmede is gewerkt op het bedrijf van den heer M. Westerdijk te Veer- zerveld (O.)-. In 1940 en 1941 werden ermee geënsileerd 600.000 kg stoppel klaver met 90.000 kg aardappelen en voerbieten. Dus 85 pet. groenvoer- en 15 pet. zetmeelrijk product. De resultaten, hiermede verkregen, waren uitstekend. De temperatuur van het product bleef beneden 20° C., zoodat alleen de koude melkzuurgis ting optrad. De verliezen aan eiwit en* zetmeel zijn niet grooter dan bij h§t inkuilen met mineraalzuur. Verder heeft men het voordeel, dat met de methode Hardeland ook een belang rijke hoeveelheid aardappelen of bie ten wordt geconserveerd op betere wijze dan anders mogelijk is. Alleen gestoomde aardappelen kunnen even goed bewaard blijven; Het voer is smakelijker dan dat, volgens zuur methode bereid. 30.000 kg groenvoer en 4500 kg aard* 30.000 kg groenvoer en 4500 kg aard appelen in 10 uur verwerken. Men heeft evenveel personeel noodig, als bij de inkuiling met zuur. Wanneer de machine voldoende werk heeft, zijn de kosten niet hooger dan bij het werken met zuur.. Wiel zijn de aan- schaffingskosten, nogal hoog, toen tertijd ongeveer ƒ2500.-. Voor een landbouwbedrijf op zichzelf is dat heel wat. Doch wanneer een der gelijke machine op verschillende bedrijven kan werken, kunnen de af schrijvingskosten er wel uitkomen. Hoewel onder de huidige omstandig heden deze methode van ensileeren wel niet uitgebreid zal kunnen wor- den, daar aanschaffing van nieuwe installaties wel niet mogelijk zal zijn, lijkt het ons toch noodig, er de aan dacht op te vestigen. De methode Hardeland verdient zeker de belang stelling van ieder, die veel met ensi leeren te maken heeft. reHRBaottai Hoe langer hoe meer raakt de veehouder ervan overtuigd, dat T.B.C.-bestrijdingr voor de rentabiliteit van zijn bedrijf van zeer groote waarde is. In verschillende streken van ons land is men daar reeds tientallen jaren van overtuigd en wordt de bestrijding van deze sleepende ziekte dan ook al tal van jaren met steeds toe nemend succes toegepast. Maar-juist, om dat men uiterlijk aan de dieren weimg merkt, wanneer de ziekte nog niet in een vergevorderd stadium is gekomen, waren en zijn er nog heel wat veehouders, die het gevaar van T.B.C. by hun vee nog danig onderschatten. En wil de bestrijding van de ziekte goede resultaten afwerpen, dan Is behalve een Juist inzicht een meewerken van de be trokken veehouders van het grootste be lang. Dat is de reden, dat we een en an der over de tuberculose van het rundvee onder de aandacht brengen. RUNDER T.B.C. EN VOLKSGEZOND HEID. Een direct nadeel; voor de bevolking is wel, dat de mensch door runder T.B.C. kan worden aangetast. In de eerste plaats staan de veehouders en hun personeel aan besmettingsgevaar bloot by de dage- lijksche verzorging van dieren, die aan open T.B.C. lijden. Ten tweede kunnén de verbruikers van melk besmet worden met T.B.C. Vooral kinderen zijn er zeer vatbaar voor. De ziekte komt dan vaak voor in her senen, darmen en keel. Pasteuriseeren van de melk schijnt lang niet altijd vol doende te zijn. Koken is de eenige zekere methode om besmetting te voorkomen. Het drinken van rauwe karnemelk kan in dit opzicht ook gevaarlijk zyn. Het is dus, zooals men ziet, niet alleen een kwestie van meer of minder rentabiliteit van de veehouderij, die aan de T.B.C- bestrijding ten grondslag ligt. Ook de volksgezondheid is ermee gemoeid. Nadeelen van T.B.C. in het bedrijf. Het vee, dat besmet is met T.B.C. en vooral de open lijders groeien slechter, produceeren minder melk en moeten spoe diger worden afgeslacht dan gezonde die ren. Bij de slacht heeft men dan -tevens de schade, dat de door T.B.C. aangetaste deelen van het dier voor consumptie worden afgekeurd en dus niet den vollen prijs opbrengen. De schade, die jaarlijks aan het veehoudersbedrijf wordt toege bracht door Tuberculose, bedraagt ver scheidene millioenen guldens. Wij zeiden reeds eerder, dat de ziekte op het oog niet zoo gemakkelijk is te onder kennen. Vaak zal een veehouder een dier opruimen, dat „het niet meer doet", zon der dat hij weet waardoor. Heel vaak zal dan T.B.C. de oorzaak zijn. Nu is het juist zoo, dat de beste, productie-dieren heel vaak het zwakst van constitutie zijn en daardoor gemakkelijk worden aangetast. Juist het beste deel van den veestapel wordt dus het spoedigst het slachtoffer van de ziekte en hoewel zulke dieren soms nóg jaren mee kunnen, zullen zij toch eerder afgeslacht moeten worden, dan wanneer zij gezond zouden zijn en is hun productie in die jaren toch lager, dan noodig geweest wac. De bestrijding van de ziekte. Begonnen wordt met alle dieren te on derzoeken door tuberculinatie. Daarbij wordt een extract van doode T.B.C. ba cillen onder de huid ingespoten. Dieren, die besmet zijn met T.B.C. reageeren daarop, doordat zij afweerstoffen, die m het lichaam gevormd zijn, naar die plaats toebrengen. Er ontstaat dan een zwelling en de inspuitplek wordt warm en pijnlijK. Dieren, die niet besmet zijn, hebben geen afweerstoffen en reageeren dus niet. Zoodoende krijgt men dan een schifting tusschen de dieren. Men kan nu bij het opstellen de reageerders apart zetten. In ieder geval zette men ze onder in den stal. zoodat het drinkwater in de voeder- goot het laatst bij de reageerders komt. De kans op besmetting is dan het kleinst. Het is niet noodzakelijk direct alle rea- geerende dieren op te ruimen. Dit Is in de practijk niet uitvoerbaar. Maar wan neer men de reageerders kent, kunnen deze nader onderzocht worden, in hoe verre de ziekte bij hen doorgewerkt heelt, in welke deelen van het lichaam de ziektehaarden zich bevinden (longen, uier, klieren, baarmoeder enz.) en of er z.g. open lijders bij zijn, die T.B.C.-bacil- len naar buiten afscheiden, b.v. door hoesten of in de melk. Al naar gelang der bevindingen kunnen dan maatregelen genomen worden. Het is wel noodzakelyk, dat de open la ders afgeslacht worden, omdat zy'èn voor het andere vee èn voor den mensch een

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 4