DE ËEITENHOUDERIJ Vonkjes DE T. B, C.-BESTRIJDING BIJ HET RUNDVEE in het teeken des tijds 5 Nog nimmer is de belangstelling voor de geitenfokkerij zoo groot ge weest als in de laatste jaren; deze is vrijwel algemeen. Zoo oppervlakkig beschouwd is dit een zeer verheu gend verschijnsel, doch als men iets dieper er op ingaat, rijst de vraag of deze groote belangstelling wel ge zond is. De tijdsomstandigheden hebben ve len tot geitenlief hebbers gemaakt, ook hen, die vroeger niets van geiten moesten hebben; ja, sommigen trokken er toen den neus voor op, of bespotten, ja bespraken zelfs met minachting de geitenhouders. Nu echter in deze oorlogsjaren de voedselpositie in het gedrang kwam, verdween al die tegenzin en wierp men zich op als de grootste liefheb bers. Wij echter, als geiten-menschèn van oudsher, weten maar al te goed, dat straks, als de tijden weer normaal zijn, er van deze gelegenheidsgeitenh ouders velen weer van het tooneel zullen verdwijnen. Dit is een natuurlijk verschijnsel en ook niet erg, maar toch hopen en vertrouwen wij, dat de geit in de verdere toekomst beter naar waarde zal worden geschat. Ve len toch hebben nu in deze moeilij ke tijden geleerd en ondervonden, welk een nuttig en productief dier de geit eigenlijk wel is. Zij, die dan straks geen geitenhouders meer zijn, zullen vermoedelijk niet gaarne ver geten, welk een groot aandeel de geit heeft gehad, om hen door de moeilijke tijden heen te helpen. Er zullen echter ook anderen zijn, die weer spoedig vergeten zijn, wat ze aan hun oorlogsgeit te danken hebben gehad. Ik heb hier dié men- schen op het oog, die thans wel een of meer geiten houden, doch deze zelf niet stallen en verzorgen, en dus zeer weinig contact met hun melkbron hebben. Zij zijn het, die indertijd voor zeer hooge prijzen de ze geiten van den arbeider hebben afgetroggeld en ze elders hebben on dergebracht. Ze worden gestald bij een landbouwer, die voor voeding en verzorging betaald wordt, en de eigenaar gaat éénmaal per dag zijn liters melk halen, doch verder weet hij vdn zijn diereïi zeer weinig, soms zoo weinig zelfs, dat mij bijv. werd gevraagd, of zoo'n geit altijd geen melk doorgaf, want ze meenden, dat als ze maar éénmaal één of meer geiten hadden gekocht, zij maar melk konden halen, zoolang de oor log duurt. Ze vonden, dat het toch gewoon was, dat het dier steeds maar door een paar liter melk kon produ- ceeren. Van lactatieperiode hadden ze - geen flauw begrip; en dat het dier des winters, al§ het drachtig is, eenige maanden droog staan moet, daar wordt niet op gerekend. Zie, zulke geitenhouders zullen straks spoedig weer verdwijnen, en dat is niet erg, maar ze zullen toch nooit weer het recht krijgen om met minachting over de geit te spreken, of zooals wel meer is gebeurd, er den draak mee te steken. Als ik jaren terug denk, en- mij dan voor den geest haal die verschillende grootere en kleinere Landbouw Ten toonstellingen, welke prachtcollecties geiten daar aanwezig waren, ja, dan denk je soms met boosheid aan dat soort publiek, dat vaak een houding aannam, zóó minachtend, dat het aanstootelijk was voor den waren geitenliefhebber. Ook overigens was er vaak weinig belangstelling voor deze diergroep op deze tentoonstel lingen. Na deze periode van hoog conjunc tuur voor de geiten, zullen in de toe komst zich dergelijke houdingen wel niet meer voordoen en dat zal dan toch wel een voordeel zijn voor de geitenhouderij. Om nu op den tegenwoordigen tijd terug te komen, moeten wij consta- toeren, dat de prijzen, welke thans nog worden besteed, veel te hoog #zijn. De overheid en ook de organisaties doen wel hun best om dit euvel te bestrijden, doch het schijnt nog niet voldoende tot de geitenhoeders te zijn doorgedrongen. Er is een regeling gemaakt, dat er geen geiten meer aan de markten mogen worden aangevoerd, dat de aankoop moet geschieden op een aankoopvergunning en 't vervoer ge dekt moet zijn door een geleidebil- jet. Deze regeling heeft wel eenigs- zinS gunstig gewerkt, zoodat de fan- tasieprijzen van vorige jaren van f 800 tot f 1200 nu niet meer bestaan. Maar thans hooren wij ook nog wel eens prijzen van f 400 en f 500, ter wijl prijzen van f 250 tot f 300 veel voorkomen. Ook de prijzen voor de lammeren, die soms nuchter worden verkocht voor f 50 en meer, zijn nog -veel te hoog voor de gewone geiten- houders. Als de geit van een arbei der sterft, kan hij in vele gevallen geen nieuwe weer koopen, daar dit zijn financieele toestand niet toe laat. Dat deze prijzen te hoog zijn, vindt vermoedelijk zijn oorzaak hier in, dat er nog te veel geiten worden verkocht zonder aankoopvergunning, en vervoerd worden zonder geleide- biljet. We zullen echter hopen, dat de vrede door, elk zoo vurig begeerd, aan deze misstanden spoedig een einde zal maken. Dat het aanbod van geiten spoedig de vraag zal overtreffen in de naas te toekomst, geloof ik niet. want daarvoor is de liefhebberij te groot geworden in de laatste jaren. Als we dagelijksch in de bladen kunnen le zen, dat hier en daar weer nieuwe geitenfokvereenigingen zijn opgericht dan kunnen we wel aannemen, dat de vraag naar goede fokdieren voor al, ook in de toekomst, wel groot zal zijn. Provinciale verordeningen, op het houden van dekbokken werken zeer gunstig.-Naar ons be kend is, zullen spoedig in meerdere provincies geen zgn. wilde bokken meer staan. Dan zal de geheele gei tenfokkerij georganiseerd zijn, en dan zullen er niet anders meer dan bokken van goede afstamming ter dekking staan. Dit is voor de géiten- houderij zelf van zeer veel belang, daar hiermede zeker de geitenstapel in de verdere toekomst op een veel hooger peil zal komen. Echter, ook voor de bestaande en nog op te rich ten fokvereenigingen zal het een gunstige uitwerking hebben, want zij kunnen dan ongestoord hun fokkerij op vereenigingsgebied uitoefenen, zonder daarin belemmerd te worden door een wilde bokhouderij. Hoe vaak is het al niet voorgevallen, dat een plaatselijke fokvereeniging welke haar uiterste best deed om den geitenstapel te verbeteren en daarin'voor een groot deel reeds ge slaagd was, plotseling werd becon curreerd door het opstaan van een wilde bokhouderij. Vele geitenhou ders, welke niet voldoende doordron gen waren van het nut van een doel bewuste fokkerij, gingen met hun geit naar zo'n wilden bok (d.w.z. zonder bekende afstamming), omdat ze daar een paar dubbeltjes goedkoo- per terecht konden. Het gevolg was, dat 't ledental van de fokvereeniging slonk, waardoor deze financieel niet meer bij machte was, om de noodzakelijke kosten van een fokver eeniging te bestrijden. Gewoonlijk was dan 't verdere verloop een kwij nend bestaan, om in sommige geval len tot opdoeken genoodzaakt te zijn. De Prov, verordeningen kunnen hier aan met één slag een einde maken, tot welzijn van de geitenfokkerij. J. D. Boterbloemen moeten eiken keer na het afweiden van een perceel grasland wor den afgemaaid. De eerste coloradokever werd in 1940 op 9 Juni aangetroffen. De Franscfae scheikundigen Dupère en Raucourt bevelen als middel tegen den coloradokever aan hexachl oorbenzol, dat in tegenstelling met andere insec ten doodende middelen" een blijvende werking vertoont. Machinaal schudden van hooi geeft vrij groote verliezen aan fijne deeltjes. Eeni ge malen voorzichtig keeren is een uit stekende methode. Schimmel in hooi treedt vaak op als hett nog veel vocht bevat bij het binnen halen en in een besloten ruimte wordt opgetast. Bü nat weer en geil gras zijn kalveren zeer dankbaar voor een aanvulling van •droge stof in den vorm. van hooi, stroo of kai. Samengestelde mineralenliksteenen zijn vqoral voor fokdieren aan te bevelen om in de behoefte aan zouten te voor zien. Half Juni is ongeveer de tijd, dat vlin-> #*'tjes die wormstekighèid veroorza- ten, hun eitjes afzetten op de vrucht jes. De boomen moeten dan bespoten zijn. Een proefveldhouder verrijkt zijn. in zicht en kenni§ en maakt zich verdien stelijk voor de gemeenschap. Geprepareerd erêpepapier werd vóór den huidigen oorlog beproefd als ver vangingsmiddel voor silo's. Inkuilen van aardappelen en suikerbieten slaagde buitengewoon goed. De beste tijd voor bevruchting van een merrie wordt vaak geacht de eerste hengstigheid na de baring. Mieren kunnen bestreden worden met Gesarol stuifpoeder, per are 2Yz kg Verveling kan bij kippen aanleiding ge ven tot veeren- of teenenpikken. Aan getaste plekken worden met teer inge smeerd en voor afleiding gezorgd- Geiten stelt meftwee keer per dag iA de gelegenheid water te drinken naai* believen. Het eten van groote hoeveelheden bla deren van kersen- en pruimeboomen heeft menige geit het leven gekost. voortdurende bron van besmetting vor men. A-- en B.-leden. Tot nu toe was de T.B.C.-bestrijding vrij willig, hoewel sommige Coöperatieve melk fabrieken hun leden verplichtten aan de bestrijding deel te nemen. Van Rijkswege is er een T.B.C.-bestrijding, die tot jiu toe als% volgt werkte. De leden van een T.B.C.-bestrijdingsvereeniging zijn te splitsen in twee groepen, de z.g. A-leden en de B-leden. De A.-leden ontvangen van rijkswege een gedeelte van de onder- zoekkosten terug, n.l. 40 ct. per koe (de totale kosten zijn 0.85 per. koe)Tevens wordt een subsidie verstrekt voor het op ruimen van een lijder. Daartegenover hebben de A.-leden den plicht, de reage?- rende dieren te merken met een gat in het oor. De B.-leden ontvangen geen sub sidie, doch behoeven de reageerders ook niet te merken. Het aantal A.-leden is niet onbeperkt, doch hangt samen met het van Rijkswege beschikbaar gestelde subsidie. iWat de ziektebestrijding in het algemeen betreft is dit systeem niet bijzonder goed. De B.-leden kunnen reageerders verkoo- pen, zonder dat de kooper iets van de kwaal kan zien. Zoodoende kunnen tal van reageerende dieren op andere bedrij ven komen en daar aanleiding geven tot besmetting. Of er soms bij de uitwerking van de verplichte T.B.C.-bestrijding in dezen andere maatregelen zullen worden genomen, is thans nog niet te zeggen. Het ware echter wel wenschelijk. Thans hebben de B.-leden een bevoorrechte po sitie tegenover de A.-leden bij verkoop van hun reactie-vee, terwijl juist de A.- leden voor een doeltreffende bestrijding meer doen en er meer voor over hebben dan de B.-leden. Mogelijk wordt hier nog wel eens wijziging in gebracht. Resultaten van de T.B.C.-bestrijding. In verschillende streken van ons land, n^et Friesland wel voorop, is de T.B.C.- bestrijding reeds sedert jaren grondig aangepakt. Vooral de Coöp. melkfabrie ken hebben daar het werk ter hand ge nomen. Bij de 78 coöp. fabrieken die de bestrijding uitvoeren, is de leden-deel name van 1942 op 1943 van 90 tot 95 "fa gestegen. Bij 49 fabrieken is de deelname verplicht, bij 15 andere betaalt de fa- /briek de onderzoekkosten. Het percentage reageerende dieren daalde in dat jaar van 6,75 tot 6,1 niettegenstaande er 800 bedrijven pas voor- het eerste jaar deel namen. Het aantal T.B.C.-vrije bedrijven nam met 1400 toe en bedroeg in Mei 1943 ruim 11.000. Dat beteekent, dat ongeveer 80 der aangesloten bedrijven T.B.C. - vrij is. Een buitengewoon mooi resultaat. Als men weet, dat het gemiddelde reactie- percentage van de nieuw aangesloten be drijven 17,6 is, terwijl het gemiddelde percentage van alle aangesloten bedrij ven 6,1 is, dan ziet men dus, dat het zeer noodig is, dat de T.B.C.-bestrijding wordt voortgezet. En nu is Friesland t.a.v. het voorkomen van T.B.C. nog een zeer gunstige pro vincie. Ook in andere streken des lands bestaan T.B.C.-bestrijdingsvereenigingen, die reeds prachtige resultaten bereikten. Ook het werk, dat door de C.M.C. in het consumptiemelk-gebied is verricht, mag niet vergeten worden. Onder ongunstige omstandigheden, n.l. op bedrijven met een sterken aankoop van versche koeien en afzet van afgemolken dieren werden ook daar opmerkelijke goede resultaten verkregen. Hoe werkt de veebeperking op de T.B.C.-bestrijding? Eensdeels kan men zeggen, dat de vee beperking gunstig heeft gewerkt. Men meest toch vee opruimen, of men wilde of niet en de T.B.C.-bestrijders hebben daarvan gebruik gemaakt, door zooveel mogelijk hun reactie-dieren op te ruimen. Ware de inkrimping van den veestapel niet dwingend voorgeschreven, dan zou waarschijnlijk een gedeelte van de rea geerders, die nu opgeruimd zijn, nog aan gehouden geworden zijn, speciaal op die bedrijven, waar niet zooveel wordt gefokt. Aan den anderen kant echter heeft de inkrimping van den veestapel niet gunstig gewerkt. Het beste middel n.l. om een T.B.C.-vrij bedrijf te krijgen, is T.B.C - vrije aanfok. Door een ruimen aanfok van T.B.C.-vrije dieren is de veehouder dan in staat in betrekkelijk korten tijd veel reageerende oudere dieren op te rui men. De vee-beperking heeft echter dezen ruimen aanfok onmogelijk gemaakt. Bij de thans geldende regeling is men echter weer wat vrijer in den aanfok, zoodat de T.B.C.-vrije opfok weer kan dienen als middel om spoedig uit de ziekte te komen en een vrij bedrijf te krijgen.

Tijdschriftenbank Zeeland

De landstand in Zeeland, geïllustreerd weekblad. | 1944 | | pagina 5