Indrukken en Gedachten
ZEELAND
Over dienst aan het volk
Officieel Orgaan van'd en: NedVr.lands c h e.n Lands tand
3e JAARGANG No. 26
jauiMonsu/e^Nj^
VRIJDAG 30 JUNI 1944
LXX
Er is een tijd geweest dat door menig boer de
vraag kon worden gesteld: Zyn we overbodig?
Het vet kwam van overzee, het vleesch uit Dene
marken, het graan uit Amerika, het fruit uit Cali-
fornië, enz. Zou de grond hier dan werkelijk braak
moeten liggen? Zou de boerenstand moeten ver
pauperen?
Het was in den tijd dien we „crisisjaren" noemden.
Het was in den tijd toen de melk, de eieren en
het vee evenmin als het graan en de aardappels iets
van beteekenïs opbrachten.
Het was in den tijd toen de waarde van
den boerenstand volkomen werd miskend, toen de
groote massa door de propaganda van sde inter
nationale geldmagnaten, van het margarinekapitaal
en dus van het internationale jodendom, geen oog
meer had voor de in eigen bodem en boerenstand
schuilende waarden voor ons volksgeheel. Wie ge
zonde ruilverhoudingen propageerde werd uitge
lachen, al was het niet in het openbaar.
Wie trachtte de prijzen der agrarische producten
te stimuleeren, werd voor een dwaas gehouden. Men
rekende het ons volk voor, hoeveel „steun" er aan
den landbouw per jaar werd uitgekeerd. En men
zag niet in dat men den boerenstand griefde en on
recht deed.
Niettemin deed. de boer zyn plicht.
Zware tijden zijn er over ons volk gekomen. De
import van buitenlandsche producten kwam stil te
staan. Toen werd de Nederlandsche boerenstand op
nieuw ontdekt, gelijk een oud kleedirtgstuk dat thans
hoewel het jaren geleden reeds afgedankt was ge
worden, weer moet dienst doen.
Had de boer „het lees om leer" willen toepassen,
dan zou het er met den stedeling niet best hebben
uitgezien. Dat is evenwel niet geschied. De boer
greep den ploegstaart en scheurde honderd vijftig
duizend hectaren grasland tot bouwland. De boer
zaaide ^.koolzaad overeenkomstig de aanwijzingen en
pootte aardappelen in steeds grootere hoeveelheden.
De boer deed zijn best en de volksgemeenschap aan
vaardde zijn werk als vanzelfsprekend. Nu werd er
niet meer over „steun" gesproken, nu was ieder
voorstander van maximumprijzen. Alhoewel men er
zich niet om bekommert, dat den boerenstand zelfs
in dezen tijd nog steeds geen recht is gedaan. Noch
tans wordt er veel voedsel verbouwd.
Wij kunnen echter nooit aan de gedachte ontkomen
dat het er nog veel beter zou hebben uitgezien met
onze voedselvoorziening, indien de crisisjaren in den
landbouw er. niet geweest waren. Op menig be
drijf was de grond, omdat er geen geld was, reeds
eenigszins verwaarloosd in de be
mesting en de bewerking. Ook menig
landbouwwerktuig had reeds ver-
nieuwd en verbeterd kunnen wor
den; indien in de dertiger jaren de
boerenstand de belooning had ont
vangen, die hem overeenkomstig zyn
beteekenis voor de volksgemeen
schap ook toen toekwam.
In elk geval kan worden vastgesteld
dat onze bodemproductie tot nog toe
alle verwachtingen heeft overtroffen,
dank zij de gunstige weersomstan
digheden in voorgaande zomers en
dank zij den onvermociden arbeid
van onzen boerenstand.
zijn gezin, maar voor het geheele volk. De tijdsom
standigheden zijn oorzaak dat niet overal gemest
kon worden en in geen geval in voldoende mate.
Ze zijn oorzaak van minder arbeidskrachten, waar
door van het wieden en schoffelen, van het behoeden
der cultuurgewassen tegen onderdrukking door het
onkruid, helaas ook minder terecht komt dan in nor
male jaren. Tengevolge van gebrek aan hulpmiddelen,
producten der industrie (kalkstikstof e.d.) wordt voor
dit werk nog meer handenarbeid gevraagd. En
helaas is door den arbeidsinzet elders het aantal
handen verminderd, zoodat daardoor nog minder re
sultaat kan worden geboekt.
Dit, gevoegd bij het feit, dat de natuur dit voorjaar
zoodanig grillig is geweest, dat het onkruid welig
kon tieren, maakt dat vooral de hakvruchten hier
en daar een moeilyken strijd om het bestaan hebben
te voeren. In elk geval mag er o.i. op worden ge
rekend dat de opbrengst in den komenden herfst
daardoor ongunstig zal worden beïnvloed.
Op menige boerenhoeve wordt ondanks alles met
dubbele krachtsinspanning onder de huidige tijds
omstandigheden getracht het beste er van te maken.
Met „anderhalve man en een paardekop" moet van
den vroegen morgen tot den laten avond geploeterd
worden om ons volk van voedsel te blijven voor
zien. Dat is geen kleinigheid en dat moge wel zeer
duidelyk doordringen tot de stedelijke bevolking,
die af en toe meent .het al erg moeilijk te hebben,
wanneer ze na kantoortijd een paar uurtjes in den
volkstuin doorbrengt. En dat is dan nog het beste
deel. Hoeveel anderen zijn er niet die des avonds
een „bioscoopje" nemen na des daags nog nauwelijks
iets van werkelijke beteekenis voor de volksgemeen
schap te hebben verricht.
Ons zijn meerdere boerenbedrijven bekend waar
als het ware met tranen in de oogen naar de ge
wassen wordt gezien die niet op tijd sfchoon te
krijgen zijn, omdat de noodige arbeidskrachten ont
breken en 't is begrijpelijk dat dan tenslotte de ver
zuchting geslaakt wordt: „Ik kan er ook niets meer
aan doen. Het is niet dat wij ons overgeven aan
pessimisme, nu wij dat zoo overbrengen wat wij hier
en daar opvangen.
Het geschiedt alleen om nog eens duidelijk te doen
uitkomen, dat de boerenstand zyn plicht vervult
naar beste krachten, teneinde te kunnen bestaan,
maar ook om ons volk van het zoo noodige voedsel
te kunnen voorzien. Als dat laatste niet zwaar
woog, zouden het velen wat kalmer aan doen, maar
die voedselvoorziening vraagt in dezen tijd alles van
degenen, die nauw betrokken zyn bij de productie:
Dat begrijpen deze nijvere werkers in' den byenkorf
der volkshuishouding.
En telkens wordt het moeilijker. Telkens weer
wordt er een beroep gedaan op onzen boerenstand,
die zich steeds weer inspant tot het uiterste.
'Boerderijen in Beeld
Weer is het zomer geworden.
zijn We de wende in de jaargetijden,
midzomer, gepasseerd. v
De opgang in de natuur maakt weer
plaats voor den neergang. Het eeu
wig terugkeerende rhythme.
Dat beteekent bij den boer dat de
tijd van mesten, zaaien en vooral
ook van wieden, steeds meer plaats
maakt voor die van oogsten, van
conserveeren voor den komenden
winter. Niet alleen voor z$n vee en
Boerderijtje
den Waaldijk onder Leeuwen
S
Natuurlijk, het komt ook op een rechtvaardige ver
deeling der producten aan, daarom is er distributies.
Maar allereerst komt het aan op een zoo groot mo
gelijke productie, teneinde zoo ruim mogelijk te kun
nen verdeelen!
Voor 1944 zitten wij midden in die productie en
daarom mogen ook de moelijkheden van ue produ
centen genoemd worden.
Maar terwijl wij den verdere groei der noodzakelijke
voedingsmiddelen aan den Schepper aller dingen
voor een belangrijk deel moeten overlaten, worden
er reeds plannen gesmeed voor den verbouw van
producten voor een volgend jaar. Reeds schreven wjj
in „De Landstand" van 16 Juni over de waarschijn
lijkheid van scheuring van grasland nu zooveel dui
zenden hectaren van onzen allerbesten cultuurgrond
door inundatie ongeschikt moesten worden gemaakt
voor de productie. Deze waarschijnlijkheid is zeker
heid geworden.
Elders in dit nummer kan men een uitvoerig pers
bericht lezen, waarin een scheurplicht van nog eens
50.000 ha grasland wordt aangekondigd, met de be
doeling dat op een deel daarvan straks koolzaad
wordt gezaaid. Uiteraard valt er niet te redetwisten
over de vraag of dit noodzakelijk is.; Het is nood
zakelijk terwille van de voedselvoorziening van ons
volk. Ontegenzeglijk is het bitter voor een veehouder
op hooger gelegen gronden door scheuring van weer
een deel van zyn groenland nog meer tot bouwboer
te worden gepromoveerd met al het meerdere werk
daaraan verbonden. Iemand die een „koe in z'n
buik" heeft, droomt wel van uitbreiding van zijn
veestapel doch niet van inkrimping daarvan. En dat
zal tijdelijk moeten! Daarenboven moeten verschil
lende veehouders de kunst van landbewerking en
oogsten op den akker nog leeren.
Het gebrek aan arbeidskrachten komt daar nog bij.
We weten er alles van. Geen overheid, maar ook
geen boer is echter verantwoord, wanneer niet alle
maatregelen zijn getroffen om de voedselvoorziening
van het geheele volk veilig te stellen. Daarom moet
er ook opnieuw gescheurd worden. Dat zijn de harde
feiten.
Het beschikbaar stellen van diverse premies op het
scheuren dient dan ook als balsem op de wonde te
worden gezien.
Al kan er nog steeds slechts één rug uit een
varken worden gesneden, toch is komen vast te
staan dat de rug die uit dit „varken" gesneden
móet worden, langs den weg van akkerbouw meer
voedsel voor ons volk oplevert dan langs die van
veehouderij. En aangezien niemand zal verdedigen
dat hetgeen thans op de bonnen verkrijgbaar
royaal is om van te leven, zal ook niemand er op
gesteld zyn dat het huidige rantsoen nog verkleind
wordt. Dat moet zoo eenigszins mogelijk worden
voorkomen. Daarom is het scheuren van meer gras
land een bittere noodzaak en zullen vele heilige
huisjes met den grond moeten worden gelijk gebrand.
Hier geldt, dat het algemeen belang gaat voor het
groepsbelang. Aangezien de Nederlandsche boer tot
nog toe in deze oorlogstijden uitzonderingen
daargelaten een voorbeeld heeft gegeven van
dienst aan het eigen volk. zal hij
thans al kost het hem groote
moeite opnieuw alle krachten
dienen aan te wenden, ook de ge-
wenschte hoeveelheid grasland om
te zetten in bouwland/ daarmee op
nieuw een voorbeeld gevende van
werkelijke plichtsbetrachting. Omge
keerd mag thans nog meer begrip
7oor zijn moeilijkheden gevraagd,
aeen geëischt worden! Dat heeft be
trekking op een rechtvaardige beloo
ning, maar het geldt ook voor een
scherper optreden tegen allen die
den boerenstand in alle mogelijke
toonaarden kleineeren en zelfs be
spotten. He boog is volkomen ge
spannen en alleen met uiterste om
zichtigheid z&l bereikt kunnen wor
den wat noodzakelijk is. Dienst aan
bet eigen volk. Het beteekent in de
practijk: offers brengen, arbeiden
zoolang het dag is door ieder die tot
de volksgemeenschap behoort. Dat
moge boer en burger nog eens dui
delijk worden.
TER HAARi
foto archief De Jong