CM
Indrukken en gedachten
Wenken voor den verbouw van koqlzaad
ZEELAND
Over gemeenschap op
het platteland
Se JAARGANG No. SO
VRIJDAG 28 JULI 1944
DE LANDSTAND
Officieel Orgaan van .d eri 'N emê r landschen Landstand
WIE een welvarende, hechte volks
gemeenschap als doel ziet en
daarop het geluk van den enke
ling wil afstemmen, zal de uitwassen
die er aan het eigen „ik" te vinden zijn,
moeten afsnijden, zich innerlijk ook heb
ben te vormen tot gemeenschapsmensch.
Natuurlijk mag dat niet zoover gaan,
dat men de verantwoordelijkheid niet
meer zou gevoelen voor het eigen be
staan, voor het eigen gezin en voor zijn
eigen groep. Wanneer men echter
eischen wenscht te stellen aan de ge
meenschap, zal men zijn plichten moeten
nakomen en zich eerst hebben af te
vragen wat men zelf aan de gemeen
schap heeft gegeven of nog heeft aan
te bieden. Zoo zal er voortdurende wis
selwerking moeten zijn tusschen de ver
antwoordelijkheid voor eigen persoon,
eigen bedrijf en gezin eenerzijds, en
die tegenover de gemeenschap ander
zijds.
Zoo is het in het algemeen, zoo is^ het
ook in onze plattelandssamenleving. In
dezen levenskring ontmoeten wy o.a. den
boer mét en den boer zonder grond,
den werkgever en den werknemer in bet
boerenbedrijf. Er is een tijd geweest, dat
den werknemer in sommige streken
van het land duidelijk te kennen werd
gegeven, dat hij verre de mindere was
van zijn werkgever. Men kan niet zeg
gen dat de landarbeider als mensch goed
werd behandeld. Hij moest en zou voe
len dat hij geen grond bezat en dus
feitelijk niets te vertellen had op de
wereld. En aangezien de groot-grond
bezitter en de liberale boer op dat
standpunt stonden, werd de landarbeider
afgescheept met een uiterst karig inko
men. Natuurlijk waren er ook toen
minder hardvochtige boeren, dan werd
den landarbeider dikwijls zeer duidelijk
te kennen gegeven, als hij iets extra
kreeg, dat hij daarvoor toch dankbaar
moest zijn tegenover zijn baas, die zoo
goed voor hem was. Er was dan meer
van een gunst sprake, dan van recht.
De verhouding tusschen boer en arbei
der was in vele streken in die dagen
dezelve als vroeger tusschen edellieden
en de onderhoorigen. Het was geen won
der, dat hier ^en daar op het platteland
erbarmelijke toestanden heerschten,
vooral in streken waar de overgang van
grooten boer tot landarbeider uiterst
snel ging in tegenstelling tot die ge
bieden waar de beste landarbeider zich
kon ontplooien tot kleinen en zelfs tot
grooten boer. Hier kreeg hij dikwijls
steun van den financieel-krachtigen
grooten boer, bij wien hij aanvankelijk
als inwonend knecht zijn plicht had
gedaan.
Het is niet onze bedoeling het verleden
op dit gebied bloot te leggen.
We meenden evenwel aanleiding te heb
ben op dit thema in te gaan, omdat
duidelijk gemaakt dient te worden, dat
de boer zonder grond zich deel moet
weten van het publiekrechtelijk lichaam
dat Landstand heet.
Voor een volksgemeenschap heeft ieder
waarde, die een zoodanig werk verricht,
dat daardoor de volksgemeenschap
wordt gediend. Eerbied voor den arbeid
zal geen ydele klank zyn, want het resul
taat van allen arbeid tezamen moet het
geluk, de welvaart en de levensvreugde
van de volksgemeenschap zijn. De land
arbeider geeft zijn werkkracht en vak
kennis dag in dag uit om daardoor den
boer de mogelijkheid te verschaffen pro
ducten af te leveren, waardoor de volks
gemeenschap in stand blijft. De boer
wendt zyn kapitaal en zijn kennis
dikwijls ook zijn lichamelyken arbeid
aan om de hem door God opgelegde
taak als voortbrenger der eerste levens
behoefte naar eer en deugd te vervul
len. Daar zijn duizenden boeren en er
zijn millioenen bodembewerkers in alle
landen der wereld die dag in dag uit er
voor zorgdragen dat de millioenen wer
kers in andere bedrijven, de smid, de
timmerman, de electricien, de kleerma
ker, de schilder, de componist, de onder
wijzer enz., voldoende voedsel bekomen
om hun talenten te ontplooien, him
opdracht op deze wereld na te komen.
Over en weer worden de resultaten der
arbeidskrachten geruild en het geld is
slechts het middel, dat wordt gebruikt
om gemakkelijker van elkaar af te
komen. Toen de wereldhuishouding nog
niet zoo ingewikkeld was als thans,
kreeg de landarbeider in ruil voor zijn
arbeidskrachten producten uit het boe
renbedrijf en in de vorige eeuw bedong
de boerenmeid naast het geldelijk loon
en den kost, ook enkele hemden, klom
pen of andere kleedingstukken. Het
denken in geld heeft de menschen
steeds verder in den ban gesloten en
daardoor op vele plaatsen de goede
onderlinge verhoudingen steeds meer
verbroken. De technische ontwikkeling
bracht een revolutie op het terrein der
arbeidskrachten en vervreemdde hetgeen
van nature bij elkaar behoorde. Ook de
patriarchale verhoudingen wyzigden zich
daardoor steeds meer in handhaving van
officieele looncontracten. De klassen
strijd, op het platteland gebracht vanuit
de groote stad, heeft weliswaar bereikt,
dat gierige boeren een groot deel van
de opbrengst der landbouwproducten
ten goede moeten doen komen aan den-
gene, die aay het tot stand komen dezer
producten zijn arbeid had gegeven,
doch deze zelfde klassenstrijd is ook
oorzaak geweest dat van elkaar ge
scheurd werd, wat by elkaar behoorde.
Er werd verzuimd den landarbeiders
duidelyk te maken dat hun loon mét
dat van den boer besloten ligt in den
prys van de gezamenlijk voortgebrachte
producten. Als het totale product te
weinig opbracht, kon de arbeider wel
een door stakingen of loonregelingen
afgedwongen deel bekomen, maar of dat
een rechtvaardig deel was, werd niet
overwogen. En zoo ontving in crisis
perioden, zooals wij in de dertiger jaren
beleefden, de arbeider nog meer dan
de boer uit het bedrijf, alhoewel ook
de landarbeider uiterst karig werd be
loond. De gemoedelijke verhoudingen
tusschen ons plattelandsvfljk in de
dorpsgemeenschap werden door dezen
klassenstrijd nog meer verbroken dan
ze reeds waren. Het standenverschil
werd nog verder doorgevoerd. De arbei
der werd opgezet tegen zijn werkgever,
-die, zoo werd hem voorgehouden een uit
buiter was, de laatste voelde zich verre
den meerdere van het eenvoudige land
volk. Gelukkig was dat niet in alle
streken zoo. Er zijn nog streken in ons
land waar het moeilijk aan de men
schen te zien is, of ze boer dan wel
landarbeider zijn; ook in den omgang
met elkaar is geen standenverschil
merkbaar.
Waar dit bewaard is gebleven, zal 'n
dorjisgemeenschap gemakkelijk weer
kunnen worden opgebouwd, zoo ze in
de laatste jaren verwaarloosd werd,
hetzij door politieke, hetzy door andere
oorzaken. En waar dat niet of niet
meer zoo is, zullen nieuwe verhoudin
gen geschapen moeten worden, zal de
gemeenschapsgedachte in practyk moe
ten worden gebracht, zal ze weer moe
ten groeien en dan moet er van beide
kanten de ernstige wil, ook in de prac-
tijk getoond worden. Er zal in de hou
ding van menig werkgever nog het een
en ander moeten veranderen. Niet alleen
tijdens de dagtaak, maar vooral ook na
volbrachte dagtaak, wanneer men in do
vrije uren tezamen de dorpsgemeenschap
heeft op te bouwen. Dan staat men als
mensch op hetzelfde niveau, dan hangt
het van de samenwerking der gezinnen
op een dorp af of er van dorpsgemeen
schap sprake zal zijn in meerdere of
mindere mate. Het kan zoo mooi wor
den als men begrip voor elkaar krijgt^
als beseft wordt, dat de boeren mét en
de boeren zonder grond tezamen de
groote groep bodembewerkers vormen,
de voeders van dit, van elk volk, do
dragers van het goede bloed, dat dag
in dag uit ook vloeit naar de stad en
zoo ons geheele volle voor uitsterven
behoedt, maar dit bovendien telkens
weer verjongt en tot scheppend werk
doet komen.
TER ILAAB
HET ligt in het voomemeh voor
den oogst 1945, wederom aan
vele bedriiven de verplich- 'v 1
vele bedrijven de verplich
ting op te leggen, koolzaad te
verbouwen. In verband hiermede
ia het van belang na te gaan, wat er
uit de uitgebreide koolzaadteelt in de
jaren 1943 en 1944 te leefen valt. In het
navolgende zullen eenige opmerkingen
worden gemaakt, over de voor koolzaad-
verbouw te bestemmen perceelen, de ras-
senkeuze, den zaaitijd, de hoeveelheid
zaaizaad en de stikstofbemesting.
Voor koolzaad verbouw te
bestemmen perceelen.
Bij ervaring is gebleken, dat ge
scheurd grasland ook reeds langer
gescheurd land bijzonder geschikt
is voor de teelt van koolzaad, dit ge-
w as slaagt hierin meestal goed en
heeft practisch geen last van rit-
naalden. Wanneer het grasland nog
gescheurd moet worden, dient dit eind
Juli te geschieden.
Aangezien koolzaad vroeg moet wor
den gezaaid, verdient een vroege
stoppel de voorkeur; erwten en win-
tergerst zijn dus betere voorvruchten
dan tarwe; rogge is beter dan haver.
Gï aanstoppeLs hebben in het alge
meen het bezwaar arm te zijn en
vragen daarom een zware stikstof be
mesting.
Voor zandgrond moet er in het bij
zonder op worden gewezen, dat kool
zaad zeer gevoelig is voor den zuur
graad. Men ver mij de dus kalkarme
perceelen, waarvan bij het grondon
derzoek is gebleken, dat de pH te
laag was; bij voorkeur moet de pH
ongeveer 6 zijn. De perceelen waar
bieten en erwten goed groeien, zijn
ook voor koolzaad de beste.
Rassenkeuze
De verbouw van raapzaad moet in
het algemeen worden ontraden.
Raapzaad bleef op de proefvelden
vrijwel steeds ten minste 20 pet. in
opbrengst bij koolzaad ten achter en
een mindere opbrengst van 40 pet.
was ook geen zeldzaamheid, wellicht
Meöedeeling van het Centraal Instituut voor
Landbouwkundig onderzoek te Wagen in gen
mede door extra vogelschade. Daar
bij is raapzaad veel meer dan kool
zaad vatbaar voor spikkelziekte en
„rattenkeutelziekte". terwijl niet is
gebleken, dat het voor zandgrond
meer geschikt is dan koolzaad. De
voordeelen van iets later te kunnen
zaaien en iets vroeger te kunnen
oogsten, wegen niet op tegen de lagere
opbrengst.
Van de drie in de rassenlijst opgeno
men koolzaadrassen kan Lembke's
koolzaad het meest algemeen worden
aanbevolen vanwege de zeer goede
opbrengst, wintervastheid en geschikt
heid voor den verbouw op alle grond
soorten, -ook op zand- en dalgrond.
Bij het zichten laten de koppen zich
behoorlijk scheiden, hetgeen vooral
bij machinaal zichten van belang is.
Mansholt's Hamburger is weinig win-
teivast, maar kan na zachte winters
Lembke's koolzaad in opbrengst
overtreffen op goede klei- en zavel
gronden; voor zand- en dalgronden
kan dit ras niet worden aanbevolen
en eveneens niet voor ontkalkte rivier
en zeekleigronden.
Janetzki's koolzaad is wintervast als
Lembke's, maar de opbrengst was in
1942 en 1943, 5 a 10 pet. lager Als
voordeel staat hier tegenover, dat
het veelal ongeveer een week vóór
Lembke's koolzaad en een paar dagen
vóór Hamburger kan worden gesne
den.
Ten behoeve van de werk. en risico-
verdeeling kan het aanbevelenswaar
dig zijn in grootere bedrijven op
goede klei- en zavelgronden zoowel
Lembke's koolzaad als Hamburger te
verbouwen en op zandgrond naast
Lembke's koolzaad een perceel Ja
netzki's te nemen: om zooveel moge-
gelijk van de vroegrijpheid te profi-
teeren zaaie men Hamburger en Ja
netzki's koolzaad extra vroeg.
Zaaitijd
In de wenken voor den verbouw van
koolzaad en raapzaad, die in Juli 1942
door de Directie van den Landbouw
zijn gegeven, staat vermeld: „De beste
zaaitijd van koolzaad voor Noord
en Midden-Nederland ligt om IC
Augustus.
In het Zuiden.zaaie men liever een
week later. Een te late zaai geeft
groote kans op mislukken, doordat
de planten dan te fijn en te zwak den
v/inter ingaan". Toch is er alle aan
leiding om op deze oude waarheid
opnieuw den nadruk te leggen, want
het is gebleken, dat men in streken
waar men den verbouw van koolzaad
vanouds niet kent, met het voorschrift
van vroeg te zaaien nog al eens de
hand heeft gelicht, hetgeen zich vooral
in 19.44 heeft gewroken.
Uit de resultaten van de voor oogst
1943 genomen zaaitijdenproeven is
duidelijk gebleken, dat bij zaaien
na 21 Aug. gemiddeld niet meer de
hoogste opbrengst werd verkregen. Hoe
verder de zaaitijd van den optimalen.
zaaidatum verwijderd komt, des te ster
ker is de daling der opbrengst. Voor
kleigrond werd een iets sterkere daling
gevonden dan voor zandgrond en voor
Hamburger een wat sterkere dan voor
Lembke's koolzaad. Bij het laatstge
noemde ras gaf 1 dag later zaaien
omstreeks 25 Aug. een opbrengstver-
rrundering van 0.4 oct. op 4 Sept. van
1.2 pet. en op 14 Sept. van 1.7 pet.
Zoodoende werd bij zaaien op 1 Sept.
pl m. 90 pet. en bij zaaien op 14 Sept.
slechts pl.m. 73 pet. van den maximalen
oogst verkregen. Dit alles zijn gemid
delde cijfers, er zijn dus ook vele nog
minder gunstige gevallen in veiwerkt.
Tn de practijk zal men dan ook bij
zaaien in September ernstig rekening
moeten houden met de mogelijkheid
van mislukking van het gewas.
Aan de Rijkslandbouwconsulenten, die
een aanzienlijke oppervlakte zandgrond
in hun ambtsgebied hebben, is gevraagd!
een schatting te maken van de data,
waarop het koolzaad voor oogst 1944
op de zandgronden is gezaaid. Het
resultaat is, dat daar gemiddeld ia
Nederland vóór 20 Aug. slechts 10 pet*
is gezaaid, van 2031 Aug. 47 pet.*
van 115 Sept. 32 pet., en na 15 Sept.
nog 11 pet.; er zijn echter groote ver«
schillen tusschen de diverse gebieden*
Door een der consulenten is van ruim
500 velden, in hoofdzaak op zandgrond
het verband tusschen zaaitijd en mate
(Zie vervolg pag. 2)