DE REGISSEUR EN DE KRITIEK Wat het Eindhovense Dagblad tweeslachtig noemt, heet in het Haarlems Dagblad: 'Regisseur Kees Hulst kiest in zijn regie voor een ironische toets, waardoor hij uit de valkuil van het melodrama blijft.' De meneren van de krant spreken elkaar tegen. 'Daarnaast zijn er nog talloze andere meneren die er een mening op na houden', zegt Kees Hulst, de overheersend negatieve toneelkritiek relativerend. Onder zijn artistieke leiding brengt Globe in de Middelburgse Schouwburg, dinsdag 17 december Njoe van de Russische schrijver Ossip Dymov in de vertaling van Marco Fondse. Omdat deze 'intieme voorstelling' alleen al door het experiment met pianist/componist Leo Cuypers als toneelspeler toch voor veel mensen de moeite waard kan zijn, nam Ad de Jong de kritieken door. Kees Hulst levert commentaar. De kritiek njoe Het commentaar De Joodse Rus Ossip Dymov schreef het in 1907. Njoera, een jonge vrouw, zes jaar getrouwd, een kind, vindt in haar huwelijk nauwelijks inspiratie. Ze denkt die wel te vinden bij een dichter. Dymov noemde hem Hij. Hij fascineert haar. Maar, vanaf het begin houdt Hij een terloopse afstandelijkheid. Njoe en Hij hebben net kennis gemaakt. Hij: Altijd, kan niet missen. Dan krijg ik altijd het idee dat jullie vrouwen allemaal in een soort complot tegen ons mannen zitten. En als een van jullie ons iets aandoet, dan is dat met medeweten van jullie allemaal - met toestemming van, of zelfs op bevel van een of ander hoofdkwartier. Njoe: Maar ik heb mijn ogen niet neergeslagen. Hij: Zeg eens eerlijk, u wist er toch van? Njoe: Waarvan? Hij: Dat zij weg is, dat zij weg zou lopen. U wist het! Of heeft het hoofdkwartier u zwijgplicht opgelegd? Geeft u maar eerlijk toe. Njoe: Wat een grappenmaker! Hij: Zie je wel, u wilt er niet voor uitkomen. Njoe: Vindt u het erg? Hij: Treurig. Maar ik houd van mijn treurigheid. Alsof je de tijd stilletjes voorbij hoort glijden. De liefde van Njoe voor haar dichter brengt de echtgenoot in opperste staat van verwarring en jaloezie. Voor Njoe betekent het een terugkeer van de bijna vervlogen hoop op geluk, op een uitstijgen boven de alledaagse werkelijkheid. Ze laat man en kind achter voor de dichter, maar het 'hogere' blijft onbereikbaar. Njoe: (knielt plotseling voor hem neer) Wel. Er móet meer zijn. Je bent heel intelligent en subtiel, maar dat weetje niet. Het is uitgesloten dat het er niet zou zijn! Een toestand waarin niets meer vreselijk is, waarin je niets meer kan gebeuren en ze je niet meer kunnen afpakken watje hebt. Zo, datje je niet meer afvraagt of het nu geluk is of niet.... Als je er goed en diep over nadenkt dan voel je zo duidelijk dat iemand je als het ware influistert: Ja, dat bestaat, dat bestaat! Hij: Het hiernamaals misschien.... De dichter wil haar niet volgen of kan haar niet volgen. Voor Njoe weegt het kennelijk allemaal heel zwaar: ze maakt een eind aan haar leven als ze ook nog eens zwanger blijkt en niet weet van wie. Pieter Kottmann in NRC Handelsblad: 'Vragen naar de relevantie van een toneelstuk dienen zich altijd pas aan, als de aanpak niet geslaagd is. Regisseur Kees Hulst redt Njoe niet. Hij pendelt heen en weer tussen een keur aan stijlen. De lichtbeelden die zijn voorstelling begeleiden, komen uit het abstracte theater, zijn schaarse grappen herinneren aan die van Gerardjan Rijnders, maar leiden binnen zijn regie een zelfstandig leven, het spel is nu eens gestileerd dan weer naturalistisch, het ouderwetse voetlicht steekt vreemd af bij de strakke, multi functionele décorwanden.' Marian Buijs in het Haarlems Dagblad: 'Omdat velen van ons de ellende van een scheiding en de alles- moet-kunnen-moraal van de zestiger jaren aan den lijve hebben meegemaakt, biedt dit stuk volop herkenning. Tegelijkertijd worden de waanzin en de tegenstrijdige gevoelens waarin alle partijen ten prooi zijn, inzichtelijk gemaakt. Njoe kiest, ook letterlijk in het décor, voor een grotere ruimte dan de benauwende omgeving van het gezinsleven, maar is niet bij machte daarmee om te gaan.' 'Regisseur Kees Hulst kiest in zijn regie voor een ironische toets, waardoor hij uit de valkuil van het melodrama blijft.' Jan Middendorp in de Volkskrant: 'Het is Globe gelukt om door wat coupures een verhaal te houden dat ook vandaag nog acceptabel is. Het meest aantrekkelijke is daarbij de net niet toereikende karaktertekening van Njoe: dat personage blijft een raadsel - is ze romantisch, hysterisch, wispelturig, een verwende of gefrustreerde burgerdame, een vrouw die een meisje is gebleven, of een mengsel van dat alles?' 'Tegenover het toneelmatige acteren van Liesbeth Coops, Huib Rooymans en de Amerikaanse M.A. Whiteside (schattig als de dienster Marja) staat het spel van Leo Cuypers als de dichter. Misschien is de Amsterdamse pianist gekozen, omdat zijn aanwezig- rv heid live-muziek mogelijk maakte; maar zijn muzika le bijdragen zijn minimaal. Zijn onhandige toneel spel ondermijnt genadeloos de breekbare fictie die door de anderen wordt opgebouwd. Als hij, tijdens een crisis van Njoe, aan zijn haar trekt en snel uitroept 'wil je met me trouwen', dan waan ik me in een televisieklucht van Wim Schippers.' Marian Buijs: 'Meer moeite heb ik met Leo Cuypers als de minnaar. Zo te zien mist hij elke podiumerva ring en dat levert weinig boeiend (samen)spel op. Al veranderde mijn aanvankelijke weerzin gedurende de voorstelling in enige sympathie, na lezing van het stuk vermoed ik dat dat vooral ligt aan zijn tekst.' Jace van de Ven in het Eindhovens Dagblad: 'Deze onduidelijkheden zijn, zijns ondanks, voor een deel op het conto te schrijven van gelegenheidstoneel speler Leo Cuypers.... 'In plaats van de ondanks alles kwetsbare cynicus, zoals schrijver/vertaler hem waarschijnlijk had gedacht, dook hij links en rechts in scènes op als een lopende absurditeit. Heel lollig, maar haaks staande op het naturalistische spel van Njoe en haar echtgenoot.... Gingen die niet te ver in hun realisme? Eenzelfde tweeslachtigheid kenmerkte ook de rest van de voorstelling.' Pieter Kottmann: 'de enige verrassing is het optreden van de musicus Leo Cuypers als dichter. Zijn onhandige spel is aandoenlijk - maar niet aandoen lijk genoeg om de vraag te beantwoorden naar de zin van de voorstelling.' Kees Hulst: 'De kritiek heeft een beetje te maken met de staat van de voorstelling. De première zou na een opwarmperiode van twee tot drié weken moeten plaatsvinden. Dat is nu niet gebeurd: critici hebben de voorstelling allemaal de eerste week gezien. Punt twee is: de kritiek is behoorlijk tegenstrijdig, bijvoorbeeld wat betreft Leo Cuypers. En eenslui dend negatief kun je het ook niet noemen. De keus van Leo Cuypers, als non-acteur, is gebeurd vanwege de vermenging van schijn en werkelijkheid. Het verschil tussen performer en acteur wil ik zo klein mogelijk hebben. Ik beschouw het eerder als een compliment dat het een klucht lijkt van Schippers, als is het dat natuurlijk niet; het flirt er wel mee. Schippers' stukken vind ik heel bijzonder en belangwekkend voor Nederland. Over Cuypers' prachtige muziek las ik trouwens nergens. De pers is één meneer, daarnaast zijn er nog talloze andere meneren die er een mening op na houden. Veel mensen gaan juist na het lezen van de kritiek kijken. Mijn doel is: een zo breed mogelijk publiek kennis laten nemen van dit stuk. Mensen die erover schrijven, zijn over het algemeen ervaren toneel bezoekers. De belangstelling voor Njoe trekt aan, hier en daar hebben we de laatste week een volle zaal. Maar het blijft een intieme voorstelling die je niet in een grote schouwburg, op grote hoogte en afstand, moet zien. het is een kleine-zaal-productie. Het publiek zou in Middelburg op het toneel moeten zitten, dan verklein je de zaal. Elders is dat een goed gebruik geworden. We hebben ook wel eens in de foyer in Middelburg gespeeld. Dat past nog altijd beter bij een voorstelling als Njoe dan de grote schouwburg.' Huib Rooymans en Liesbeth Coops als echtgenoot en Njoera in Njoe. i

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1985 | | pagina 10