steve lacy Mi vrije improvisatie. Wie hem aan het werk hoort, kan zich moeilijk voorstellen dat 's mans loopbaan in de dixieland begon. De blanke versie van de muziek die Louis Armstrong, King Oliver en Jelly Roll Morton in de eerste decennia van deze eeuw in New Orleans speelden. Dixieland, muziek die eigenlijk min of meer kunstmatig in de vroege jaren vijftig ontstond. In die tijd maakten toenmalige vernieuwers als Dizzy Gillespie en Charlie Parker de dienst uit met wat ze bebop noemden. Hun reactie op de vooroorlogse jazz. Het verleden beschouwden ze als een voorgoed gesloten boek. In hun improvisaties rekenden ze voor eens en voor altijd af met alles wat aan het oude regime herinnerde. En daar hoorde ook de sopraansaxofoon bij. Volgens de verbreiders van de bebop een beperkt en verouderd instrument. Echter niet voor Steve Lacy. Hij raakte onder de indruk van Sydney Bechet. Een muzikant uit het grijze verleden van de jazz die volgens de overlevering als eerste de sopraan saxofoon introduceerde. Lacy speelde op dat instrument met muzikanten uit het traditionele en brede middengebied van de jazz. Mensen als Rex Steward bijvoorbeeld, Charlie Shavers, Max Kamins- ky en Buck Clayton. Niet dat hij de bebop verwierp. Charlie Parker noemde hij zijn grootste favoriet en voorbeeld. Maar een aansluiting met diens stroming volgde niet. Goudreserve Heel abrupt veranderde Steve Lacy van koers. In 1956 zocht hij het gezelschap van Cecil Taylor. Avant-gardist van het eerste uur en een pianist die muzikaal alles omverwierp wat er maar omver te werpen viel. Op het moment dat Lacy hem opzocht, leidde Taylor om den brode een dansorkest. Daarmee trad hij op in nachtclubs en danszalen. Maar buiten de werkuren verkenden de twee de grenzen van de jazz. Gaandeweg leerde Lacy de nieuwe taal steeds beter spreken en bracht die kennis een jaar nadien in praktijk bij het orkest van Gil Evans. Een arrangeur, componist en bandleider die de jazz tot aan de fundamenten uitspitte. Evans bracht hem in contact met de muziek van Thelonious Monk. Een pianist uit de bebopperiode die een grote vermaardheid verwierf met het bedenken van hoekige en verticale structuren. Op het eerste gehoor kale en spaarzame klanken die echter in al hun eenvoud een wereld aan zeggenskracht presenteerden. Steve Lacy voelde zich daartoe zeer aangetrokken, in 1960 maakte hij vier maanden deel uit van een groter orkest van Monk. En raakte sindsdien 's mans invloed niet meer kwijt. 'Een enorm geluk dat ik met die mensen kon spelen', vertelde hij later. 'Die ervaringen vormen mijn goudreserve. Je komt er niet aan, maar het is een kostbaar bezit. Ik voel me erg ■dankbaar dat ik zo'n school had, omdat ik de waarden die ik twintig jaar geleden leerde nog steeds met me meedraag. Voor mij loopt er een kaarsrechte lijn van toen naar nu.' Steve Lacy stelde met trombonist Roswell Rudd een kwartet samen dat enkel de drieënvijftig thema's van Thelonious Monk speelde. Vernieuwende jazz waar het Amerika van de beginjaren zestig niet veel belangstelling voor toonde. Europa 'Slechts weinig tradities verlopen zo pijnlijk als de tragedie van een kunstenaar die in zijn eigen land geen erkenning krijgt', schreef de New Yorkse muziekjournalist John Swenson in 1977. 'Al teveel jaren ontmoeten onze meest uitdagende en ver- 26 ff lfï ldecember nieuwende muzikanten wanbegrip en zelfs negering. Velen vertrekken om die reden naar Europa waar ze met hun muziek een bestaan kunnen opbouwen. Muziek waaraan ze geen concessies doen. Alleen daar ontvangen ze respect voor hun vakmanschap. Zonder de cynische modegrillen van de commercië le Amerikaanse smaak.' Steve Lacy bezocht Europa voor het eerst in 1963 en keerde er twee jaar later weer terug. Ditmaal voorgoed. Hij koos voor Parijs. Naar zijn idee een metropool met de meest ideale ligging ten opzichte van belangrijke muzieksteden als Londen, Rome en Tokyo. Maar ook omdat de Franse hoofdstad rond het midden van de jaren zestig aantrekkingskracht uitoefende op Amerikaanse jazzmuzikanten, beoe fenaars uit zowel het experimentele als het behoudende vlak. Want ook voor die laatste groep boden de Verenigde Staten na de opkomst van de popmuziek maar bitter weinig werkgelegenheid. In 1971 vormde Lacy in Parijs een kwartet met saxofonist Steve Potts, bassist Kent Carter en slagwerker Oliver Johnson. Later nog aangevuld met celliste Irene Aebi. Een groep die veertien jaar nadien nog steeds bestaat. Volgens de verschillende berichten mag de jazz zich in deze tijd opnieuw in een grote belangstelling verheugen. Maar desondanks laat de situatie nog niet veel verandering zien. Ook nu gaat het Amerikaanse publiek grotendeels voorbij aan de diverse uitingen van de nieuwe jazz. En dat maakt naar Lacy's mening vooral de jongere muzikanten wanhopig. 'New York kent geen gerechtigheid. Overleven, spelen en een beetje vrij blijven is er moeilijker dan ooit. Die jonge muzikanten proberen de gerechtig heid in hun muziek te vinden. Ik speel bijna elke avond, zij niet. En dat is treurig. Want dat moet muziek zijn; een alledaagse gebeurtenis.' En dat is het voor Steve Lacy ook. Een opmerkelijk gegeven. Nieuwe jazz trekt doorgaans maar weinig bezoekers en zeker niet avond aan avond. Rebels Lacy lukt dat wel. De Amerikaanse muziekcriticus Nat Hentoff noemde zijn loopbaan om die reden een 'ondernemende odyssee'. Er zijn ook niet veel terreinen waarop de Amerikaanse sopraansaxofo nist zich niet beweegt. Hij speelt met balletgroepen, geeft lessen en lezingen en maakt incidenteel zelfs filmmuziek. En treedt vooral op als solist die al na twee tonen het meest eigen en herkenbare verhaal vertelt. Steve Lacy noemt zichzelf rebels. Hij ziet zichzelf als een obstinaat type dat niet van scholen en andere gevestigde dingen houdt. Vaste structuren vervangt hij door eigen ontdekkingen die hij onafhankelijk van alles ontwikkelt. 'Wat alle anderen speelden, wilde ik niet. Als iemand iets al goed deed, wat kon ik daar dan nog aan toevoegen? Daarom moest ik mijn persoonlijk geluid ontwikkelen.' En dat gebeurt op de scherpe kant van het mes. Want geïmproviseerde muziek is een circusnummer zonder vangnet. r* t. december 27

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1985 | | pagina 15