de boodschap de mens de poeha de zaal de concessie de liefde joop visser joop visserzz Badstraat in Domburg.' Vandaar. In '69, toen hij allang gestopt was met zingen en ook weer terug uit Rome, Bangkok en Zanzibar waar hij voor de Verenigde Naties werkte, streek hij neer in Oost-Groningen. Werkte er bij een streekorgaan en promoveerde op een onderzoek naar het funktione- ren van vijf dorpskranten. Laaiend enthousiast was dr. J.H. Fischer niet over de rol van de pers op het platteland. Oost-Groningen, het Oldambt dus. Onafzienbare vlaktes met graan, aardappelen en suikerbieten. Vette zeeklei zoals in Zeeland. 'Maar de klei op Tholen is lichter als in het noorden', zegt hij. Toen hij een tijdje geleden op Tholen kwam om er te zingen, viel het hem meteen op. Maar toch: suikerbieten, zeeklei, grote boeren; dat moet overeenkomsten opleveren. Wat is hem bijgebleven uit die tijd? 'Wat me intrigeerde is, dat de Oldambters zich wel als nuchter presenteren, maar het absoluut niet zijn. Er zit me toch een hoop emotie bij die mensen! Maar ze laten het zelden merken. Ze zijn gesloten en keihard. Voor anderen, maar ook voor zichzelf. Echt blij zie je ze ook zelden. Als iets goed gelukt is, zeggen ze: 't is nait tegenvall'n.... Niet wat je noemt Bourgondiërs. Ze zullen zelden hun geld omzetten in plezier. Nou, dat kom je in Zeeland toch ook zo tegen. Misschien is dat de invloed van de zeeklei wel.' Ik zeg hem dat z'n liedjes me soms aan cartoons doen denken - Yrrah, Opland, Vegter. Datzelfde cynische, soms maatschappelijk betrokkene, dat zelfde doorprikken van blabla, het humoristische en de dubbele bodem soms. Dat beeld bevalt hem wel. 'Ik maak eigenlijk schilderijtjes', zegt hij. 'En die hang ik dan op voorde zaal. Ik maak m'n liedjes in de hoop dat ze beelden oproepen. Maar als je nou zou denken, dat ik er ook iets meer mee wil, een boodschap of zo.... helemaal niet! Ja, ik heb toevallig wel eens een mening ergens over en dan zing ik dat. Maar ach, wat stelt mijn mening nou voor?' Toch geeft hij in veel van zijn teksten af op lafheid en schijnheiligheid. En hij noemt ook namen. Tijdens de Amnesty-avond in Carré werden heel wat onaantast bare grootheden door Visser door de goot gehaald: W.F. Hermans, Gerard Reve, Elly Ameling, VNO- voorzitter Van Veen. En aan de 'zjoe-hoer-nalisten' had hij een heel lied gewijd: 'Ze hebben geen ethiek, meneer/geen greintje zelfkritiek, meneer. 'Het kan best zijn, dat zoiets hard over komt', zegt hij, 'maar als je die opzet er achter vermoed.... helemaal niet. Kijk, ik ben vaak heel lang met zo'n tekst bezig. En als je een harde tekst maar vaak genoeg ziet of zingt of hoort, dan wordt hij vanzelf minder hard, dan slijt dat. En echt.... ik heb helemaal niet dat gevoel van: nu zal ik eens even die of die te grazen nemen. Natuurlijk, als ik nou bijvoorbeeld vind dat 'links' zich wel heel erg heilig begint te voelen, dan heb ik wel iets van: hoho! En dan wil ik dat wel eens zingen.' 'Joop Visser als het geweten van de natie', probeer ik samen te vatten. 'Ja.... nee! Ik wijs toch niet met het vingertje! Ik heb er toch ook plezier in als ik ze zo bezig zie. Want ik weet toch dat we allemaal zo zijn? Kijk, met een boodschap bedoel ik zo'n houding van: kijk eens hoe slecht die is en hoe goed wij wel zijn. Want zo is het niet op aarde, dat is allang gebleken, hè. Je moet er van uitgaan dat zelfs keurige organisaties maffioos m rnrTLu— blijken te zijn. Ja.... je moet de mogelijkheid toch openhouden dat vandaag of morgen blijkt dat zelfs Amnesty geïnfiltreerd is door CIA en KGB gezame- lijk. Dat die twee zo'n organisatie in stand houden om hun eigen belang te dienen.... zoiets bedoel ik. Dat zou je dan mijn boodschap kunnen noemen. Begrijp je?' Ik: 'Toch hou ik uitje liedjes geen vrolijke kijk op het mensdom over. Het zijn of hufters of zielepoten of naïevelingen.' 'Ja, daar heb je het wel aardig mee gevangen', zegt hij opgewekt. 'Maar de naïeveling moet niet denken dat hij minder hufterig is dan de hufter. Want dat is het vreselijke natuurlijk, hè....Hij begint te lachen. 'Het vreselijke is niet datje denkt dat Botha of Ruding zo verschrikkelijk is, nee het ontzettende is datje zou denken dat je zelf minder erg bent. Kijk, dat bespringt je soms, hè. Want we zijn hier met een stelletje klootzakken bij elkaar.... Een beter soort mensen? Ja, het streven er naar, dat wel.' 'Maar er is toch verschil tussen mensen', probeer ik. Hij lacht uitdagend: 'Stel eens dat ik in Zuid-Afrika was opgevoed. Zou ik dan nu geen racist zijn? Nou, ik hou m'n hart vast! Ik ben blij dat het niet zo is. Hahaha!' 'Dus', konkludeer ik, 'worden al die mooie teksten van je over schijnheiligheid en lulligheid gezongen door iemand die in de grond niet anders is.' 'Ja!', roept hij vrolijk, 'maar dat moet je maar niet in dat interview zetten, want het is natuurlijk vervelend en lullig om dat te constateren. Maar het komt er wél op neer.' 'Maar als je afgeeft op allerlei slechte eigenschap pen, impliceert dat, dat ook de tegenovergestelde er zijn', zeg ik. 'Ja, maar nu heb je het over eigenschappen! Die goeie eigenschappen zie ik wel. Maar als we het over personen hebben.... volgens mij zitten zowel moed als lafheid, schijnheiligheid én eerlijkheid in elk mens. En toevallig komt er uit deze iets moois. Vandaag. Maar reken er op', zegt hij fel, 'dat van tijd tot tijd ook de vuile streken er uit komen, hoor, de achterbaksheid!' Plotseling hebben we het over de Centrumpartij. Want die moet verboden worden, vindt hij. Omdat die partij mensen organiseert op een foute eigenschap: 'Ik heb niets tegen die aanhangers, want dat zijn net zulke boerelullen als ik. En fascisme zit in ieder mens. Het is toch een natuurlijk eigenschap om je superieur te voelen? Dat kun je niet uitroeien. Dan moet je iedereen doodschieten. Maar wat verboden moet worden en met wortel en tak uitgeroeid, is het organiseren en stimuleren van dat gevoel! Omdat dat ten koste van andere mensen gaat. Kijk naar Zuid- Afrika.' Een ander voorbeeld: de Leidse universiteit en de mijns inziens corporatistische vereniging Onderwijs Kunsten en Wetenschappen van K.L. Poll organise ren -met steun van NRC-Haridelsblad- bijeenkom sten, waar de salon-fascist Gerard Reve zijn gestoorde maatschappelijke ideeën uitdraagt. Zo iets organiseren vind ik even erg als het oprichten van de Centrumpartij.' Joop Visser is nu zeer ernstig. Hij buigt zich ver over de tafel en de bruine ogen lichten fel op. 'Laat ik je dit zeggen: het Nederlandse lied is het meest ondergewaardeerde produkt dat er bestaat. Daar voel ik me zeer ongelukkig bij. Maar ik denk dat ik me nog ongelukkiger zou voelen als dat Nederlandse lied erkend zou worden als kunstvorm. Want de poeha die er dan om je heen gaat hangen.... Ja, aan de ene kant heerlijk natuurlijk: schouwbur gen vol met sjieke, keurige mensen met zoveel waardering, met zoveel smaak.... Maar aan de andere kant hangt me daar een maffiose sfeer en een elitaire poeha waarmee ze hun goede smaak etaleren en zich afzetten tegen het klootjesvolk!' 'Je hebt wel eens gezegd, dat je je meer verwant voelt met de Zangeres zonder Naam dan met die hele 'dichterij'. Dat was dus bedoeld om die club te provoceren', zeg ik. Hij knikt: 'Het gaat me om het vakmanschap van sommige mensen, dat konsekwent ondergewaar deerd wordt. Neem nou zo'n Adriaan van Dis. Dan zie ik hem op televisie in gesprek met die Argentijnse tango-speler Piazzola. Want die is 'in' hier. Maar denk je dat Van Dis ooit Arie van Maasland zou hebben uitgenodigd? Geen spraake van! Een ander voorbeeld: Simon Carmiggelt heeft jarenlang prachtige stukjes geschreven. Er werd op neergekeken, want het was voor het klootjesvolk. Tot Carmiggelt een prijs kreeg en plotseling literatuur bleek te schrijven.... Die sfeer bedoel ik dus. Dat is de sfeer van 'de dichterij'. Nou, die deugt niet en daar voel ik me absoluut niet aan verwant. Die poeha.... Vroeger, toen hij nog wel 'ns met een stel vrienden in een zigeunerbandje speelde, had hij lak aan het publiek. Hij kan nog lyrisch worden over de manier waarop F.B. Hotz die sfeer van 'de jongens van de band' heeft beschreven: wij zullen een geweldige avond hebben en hoe jullie dat vinden zal ons een zorg zijn. Nu hij alleen optreedt is dat heel anders. Voor hij begint, wenst hij het publiek sterkte. 'Ja', zegt hij bloedserieus, 'die mensen gaan naar zo'n avond van mij. Ze betalen er voor terwijl er van alles op de televisie is. Gratis. En stel je nou voor dat ze daar de hele avond naar me zitten luisteren en er geen bal aan vinden.... Want die zijn er hoor, van die mensen die door vrienden of familie zijn meege sleept: 'Ga nou vanavond mee, het is hardstikke leuk bij die Visser....En dan zitten ze daar anderhalf uur- of soms wel twee uur^en al die tijd maardenken: 'hier had ik nooit naar toe moeten gaan.' Voor zulke mensen heb ik altijd een gevoel van 'sorry'. Ja, ik ben natuurlijk geïnteresseerd in de mensen die het wel aardig vinden, maar die anderen, ja daar heb ik toch zoiets bij van: zonde van hun geld. Dat hadden ze beter aan iets anders kunnen besteden. Ja toch?!' 'Mischien', opper ik, 'zou je iets meer aan je zaaloptreden kunnen doen. Nu zien die mensen een meneer opkomen, die op een stoel gaat zitten en nadat hij wat in de microfoon heeft gezegd begint te spelen. En dat gaat dan de hele avond zo door. Af en toe zegt hij eens wat of rommelt wat met z'n papieren, maar een show kun je het niet noemen.' 'Ja, ik ben er niet om een zaal plat te krijgen. Dan moeten ze naar André van Duyn of naar Freek de Jonge', zegt hij beslist. Maar het publiek zou misschien wel lekkerder zitten als hij de toppers allemaal bracht... Hij gelooft er niets van: 'Want ik denk, dat het publiek vooral lekker zit als ik lekker zit.' 'Meezingers', opper ik, 'die zou je toch wat meer kunnen brengen.' Hij barst in lachen uit. 'Ik maak ontzettend veel meezingers. Maar de mensen zingen niet mee. Hahaha! Het barst van de meezingers in mijn repertoire, maar ze doen hun bek niet open!' En dan snel erachteraan: 'Maaralsereens'n meneer mee gaat stampen, raak ik ook meteen uit m'n concentratie. Dan sla ik gegarandeerd mis.' Vroeger werd hij wel eens met George Brassens vergeleken, maar hij heeft er zich nooit aan verwant gevoeld. Wel aan Win Kan. Althans wat de benadering betreft. Ik werp hem tegen dat Wim Kan veel minder hard was in zijn teksten. Maar dat heb ik helemaal mis: 'Voor mij maakte juist die gepolijstheid van Kan hem veel harder. Juist omdat hij het zo minzaam zei, was hij zo hard.' In een -overigens enthousiaste- recensie in NRC- Handelsblad wordt hij nu vergeleken met de dagelijkse scheldkannonade van Stoker in de Volkskrant. Ook in dat beeld kan hij zichzelf niet vinden. 'Maar waarom', vraag ik, 'gebruik je soms van die grove woorden in je liedjes? Om de mensen te laten schrikken, je publiek te provoceren?' 'Nee, nee!' roept hij gedecideerd. 'Ik vind dat grove woordgebruik van mezelf eigenlijk vervelend. Maar het zit nu eenmaal in mijn taal. Soms zit ik er ook mee. Dan probeer ik het anders te zeggen. Maar uiteindelijk handhaaf ik het toch omdat het nu eenmaal mijn manier van zeggen is. Maar misschien dat ik een veel groter publiek zou kunnen bereiken als ik die concessie deed.' 'Maar dat kun je dus niet?' 'Nee, dan wordt het bewust commercieel en dat wil ik niet. Ik heb wel eens gehad, dat ik dacht: kan je nou geen potverdikkie zeggen in plaats van godverdom me.... Het zou misschien veel mensen welkom zijn en de tekst zou er weinig door aap waarde inboeten. Maar ja, ik weet dat ik godverdomme zou zeggen op zo'n moment. Dus als ik dat verander gaat die tekst voor mij wringen. Want ik moet het zingen. Als nou een ander het moest brengen^zou ik er potverdikkie van maken. Maar ik, nee ik kan dat niet zingen.' Vast onderdeel van zijn optreden is 'het langste lied' Als het normale repertoire is afgewerkt, zegt hij tegen het publiek: 'Nou mogen jullie naar huis, want nu begin ik met het langste lied.' Maar iedereen blijft zitten en wordt dan getrakteerd op zo'n twintig of vijfentwintig coupletten. Het lied is intussen al langer. 'Ik zit nu ruim over de vijftig coupletten', rapporteert hij. Hoe lang op dit moment het langste lied is, weet hij niet, 'maar dit wordt het langste'. Hoe lang wordt het dan? 'Oh', zegt hij luchthartig, 'dat zal de komende tien jaar nog wel doorgaan. Ik maak er regelmatig coupletten bij, want die maak ik ook zonder dat ik vakantie heb. Dus ik denk wel, dat het vijfhonderd coupletten gaat worden, hoor.' Het langste lied gaat over de liefde. 'Ik heb coupletten over Breda, Tiel, de elfstedentocht Overal vraag ik nieuwe ideeën. Wie weet komt er een over ZeelandDe eerste regel staat al vast: 'Ik lees het liefst over de liefde. fWI.11

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1985 | | pagina 7