t
Kaar niet bij betrokken word'
«IK KIJK GRAAG NAAR HET
InNTZETTENDE, ZOLANG IK ER
De merkwaar
dige en fantas
tische verhaled
van Bordewijiji
zijn door
sommige
critici op
bepaalde pun
ten vergeleken
met die van
Edgar Allen
Poe.
Maar over het
algemeen trok
hij als
schrijver niet
erg de aan
dacht. Toch
blijven zijn
verhalen een
kleine groep
mensen fasci
neren.
Toneelgroep
Het Volk
bewerkte Bor-
dewijks roman
Bint voor het
toneelstuk De j
Hel.
In de
bewerking
worden de
gebeurtenissen
gezien vanuit
leraar De Bree
die nieuw aanl
de school van I
Bint komt
werken.
bordewijk
Melis Baay Mzn.
zondagsschrijver
chaos
Links Bert Bunschoten als de I
nieuwe leraar De Bree en Wigbos
Kruijver als het hoofd Bint.
Weinig vrolijkheid biedt het werk van Ferdinand
Bordewijk. Zo tekent hij in detail vooral achterbuur-
Hofjes waar licht en lucht nauwelijks in
doordringen. Hij beschrijft het niet te stuiten verval.
De mensen die in zijn werk een rol spelen, lijken
nauwelijks van deze wereld. Misvormden. Gedroch
ten. Menselijk afval. Wezens zonder hoop en
verlangen, voorbestemd tot een zinloos bestaan met
als enig teken een nog zinlozer dood. Bordewijks
ogen en geest vertekenen de werkelijkheid tot een
redeloze, radeloze angst. Maar Bordewijk bezweert
de angst. Bordewijk houdt star vast aan de weinige
zekerheden die zijn bestaan hem verschaft. Borde
wijk bouwt ze tot een klein verhoog en ziet vandaar
zover zijn ogen reiken enkel en alleen datgene wat
hem vrees aanjaagt. Bordewijk beschrijft somber
heid en verschrikking. Bordewijk schildert gevrees-
den en geminachten met een cynische nuchterheid
opeen totaal illusieloze manier. Bordewijk begrijpt
de gang van zaken maar zijn angst die de uiterlijke
verschijning hem aanjaagt, verdringt de rede. Laat
niemand de waan koesteren dat er nog verlossing
bestaat.
Bordewijks leven gaf weinig aanleiding voor angst.
Alles verliep zoals het behoorde te verlopen. Hij
kwam ter wereld in het Amsterdam van 1884. Zijn
vader woonde aan de Singel en werkte op een
bankierskantoor. Tien jaar nadien verhuisde de
familie naar Den Haag. Ferdinand Bordewijk ging in
Leiden rechten studeren en kreeg in 1913 zijn
beëdiging als advocaat. Schrijven deed Bordewijk
uit liefhebberij. Hij noemde zich een zondagsschrij
ver. Met nadruk stelde hij telkens opnieuw dat zijn
beroep dat van advocaat was. Zoals vlak na de oorlog
toen hij een verzoek tot schadevergoeding indiende
wegens het bombardement van zijn huis in het
Bezuidenhoutkwartier in maart 1945. 'Ik oefen het
beroep van advocaat uit. Derhalve moet men mijn
schrijversschap als een dilettantenbezigheid be
schouwen.'
Bordewijks prozadebuut bleef altijd min of meer
buister. Als 31-jarige liet hij bij uitgeverij G. Vosmer
ln Den Haag onder het pseudoniem Ton Ven een
dichtbundeltje verschijnen dat de titel Paddestoelen
droeg. Bordewijk voelde zich echter geen dichter
roaar een uitgesproken prozaschrijver. In 1919 gaf
W-L J. Brusse's Uitgeversmaatschappij zijn
bundel Fantastische Vertellingen uit. Deze vroege
Bordewijk trok enige aandacht bij de pers,
nauwelijks bij het publiek. Niet alleen de lezers, ook
e kritiek wist niet goed wat met Fantastische
©Tellingen aan te vangen. Een enkeling die tot een
®censie kwam, trok wat vergelijkingen tussen
ö°rdewijk en bijvoorbeeld Edgar Allan Poe. In de
antastische Vertellingen zit inderdaad een schakel
ssen Bordewijk en Poe. Onder meer zwart-
romantische emoties verbinden met het koelanaly-
tisch rationele. Maar Bordewijk breidt dat uit door
het natuurbeeld te vertekenen tot gruwelijke
hallucinaties of door het alledaagse tot waanzinnige
vormen te verwringen. Boven alles houdt hij echter
vast aan hetgeen mogelijkerwijs op aarde kan
gebeuren. Verder gaat hij niet.
Tussen de 'eerste' Bordewijk van de Fantastische
Vertellingen en de 'tweede' Bordewijk van Blokken,
Knorrende Beesten en Bint zit welbeschouwd geen
verschil. Van de laatste roman zei Bordewijk zelf dat
hij daarin het fantastische voortzette. Zij het met
andere onderwerpen, een andere vorm en een
andere stijl. Nog meer luguber gemaakt. Nog meer
nadruk op lichamelijk en geestelijk verval. De natuur
nog monsterlijker. Het onbegrijpelijk ijzige van de
werkelijkheid. Maar deze Bordewijk beseft zijn angst
voor chaos en wil die angst in elk geval in banen
leiden. Want beheersing van de chaos vermindert de
paniek. Geest en wil krijgen dan greep op de
beestachtige werkelijkheid. Over die Bordewijk
schreef J.C. Bloem in Critisch Bulletin naar
aanleiding van diens novelle Huissens:
'Niemand doet het hem na. Dit is hij, wanneer hij op
zijn best is; een oproeper van onvergetelijke
landschappen en gestalten, zonder verwarde sym
bolische rompslomp, maar in een licht, dat niet
werkelijk is, omdat het dieper, vreemder, fantas
tischer en tegelijk meer waar is. Zijn menschen
hebben dan iets van de gestalten van Hiëronimus
Bosch: zij laten u nooit meer los.' Ook de namen die
Bordewijk aan zijn karakters geeft, laten niet snel los,
John Hova, Rauwerdhem, Drektraan en De Taeye
onderstrepen het macabere en het groteske van hun
leven en werk.
Bordewijk vormt één van de overgangen tussen de
negentiende eeuwse Romantiek en de twintigste
eeuwse Nuchterheid. Hij zit tussen ondergang en
onderzoeken, beleving en ontleding, met sporen van
het een en kiemen van het andere. Bordewijk
introduceerde in zijn werk regelmatig nieuwe
woorden. Ook stelde hij vergeten woorden opnieuw
voor. Gekunsteldheid ligt als verklaring voor de
hand. Een onjuiste verklaring. Bordewijk wilde
slechts de aandacht vestigen op woorden die naar
zijn oordeel een beter lot verdienden dan de
vergetelheid. Woorden die misschien niet de
spreektaal maar zeker toch de schrijftaal zouden
dienen. Bordewijk meende dat ze de taalschat
zouden vergroten wanneer ze opnieuw tot leven
kwamen. Over schrijven stelde Bordewijk ooit:
Drang, fantasie, mensenkunde, feitenkennis, vorm
beheersing zijn de factoren waaruit de roman wordt
opgebouwd, waarin hij moet kunnen worden
ontbonden. Vorm en stijl conditioneren zijn beheer
sing van de angst.