jazzfestival terneuzen niet lullen mannen, spelen 'Phil Woods Quartet Paul Ambach Boogie Boy and the Woogies 16 rnrrimei Arnett Cobb - Lou Donaldson Septet Dave Pike Quartet jazzfestival en aanbeden door schrijfgrage baasjes die erbij wilden horen in .de tijd dat ze zelf hun intrede maakten. En zij interesseerden zich niet voor de dokwerkerstaal van de swingende kroeglopers. Maar die toeterden intussen gewoon door. Zonder gevoe lens van wraak en zonder gedachten aan een dikke boom en een stevig stuk touw. Want echt zonder publieke belangstelling mochten ze zich niet noe men. De mannen van de Midnight Slows haalden jaarlijks de contracten van de nachtclubs en andere vermaaksoorden uit hun jaszak en lieten dat telkens weer vernieuwen. Vier, vijf, zes nachten per week spelen tussen het gerinkel van glazen. Vrouw en kroost voeren er wel bij. En het kon slechter, veel slechter. Dacht bijvoorbeeld tenorsaxofonist Arnett Cobb. Arnett Cobb is zo'n cartoon-Amerikaan in het verkeerde pak en met de verkeerde opsmuk. Maar ook ongewild een markante figuur. Arnett Cobb brak ooit onherstelbaar zijn benen tijdens een auto ongeluk. En sindsdien beweegt hij zich op krukken voort. Zijn muziek schaadt het niet. Integendeel. Met de krukken onder de arm staat hij muurvast op het podium met zijn saxofoon op gulphoogte. Ook na een hoeveelheid drank waarvan de gemiddelde ho- reca-bezoeker met ernstig dubbelslaande tong zegt: 'Volgende keer toch maar weer een colaatje.' Meer dan dertig jaar spelen bij onder meer Lionel Hampton en in het amusementscircuit hardden hem en maakten hem tot het schoolvoorbeeld van wat de Texas Sound' heet. Smerig en betoverend, ramme lend maar ook snel en vooral zedeloos, Amerika's populaire volksmuziek. Onmiskenbaar jazz maar met invloeden uit de rhythm 'n blues, hill-billy songs en een gewoon doordeweeks liedje uit de Top Veertig. Jazz die het best tot z'n recht komt onder TL- balken, Feestzaalromantiek. Muziek waarmee de heldentenoren furore maakten. Noem een Buddy Tate, Illinois Jacquet, Sam 'the man' Taylor, Red Holloway, Ike Quebec, Willis Jackson, Big Nick Nicholas, Eddie 'Lockjaw'Davis of een Houston Per son. Muzikanten die er maar één stelregel op nahou den: 'niet lullen mannen, spélenen tussen een sigaar en een borrel door het kleinste flauwekulletje omwerken tot een klassieker. Tenorsaxofonisten ook die horden mooie meiden achter zich aankrijgen. Want bij jazz met een orgeltje draait het vaak om iets heel anders dan alleen om keurig op een klapstoeltje toehoren wat de heren musici te berde brengen. Zullen we nog maar'ns een keertje uit de band springen? Want laten we wel zijn, zo'n Arnett Cobb hoort niet op een jazzfestival. Daar zet je muzikanten weg uit de lichting Monty Alexan der, Toots Thielemans of George Shearing. Uitste kende spelers, zonder meer. Maar mensen die zich aan een schema houden, hun muziek afpassen aan de toegemeten tijd en daarbinnen zelfs nog tijd overhouden voor één of twee toegiften. Beleefd toegeklapt door MAN-mannen en hun Cosmo-ega's die ietwat geshockeerd reageren op een onvertogen geluidje en in het nieuwste jargon de verkeerdste conclusies trekken; uit festivaljazz die bijvoorbeeld Arnett Cobb niet maakt. Voor zo'n man huur je de zaal van café De Kroon af, stel je op de tapkast een batterij glazen op voor een Westerschelde vol pils en laat verder Gods water over Gods akker vloeien. Waarna je de volgende dag enigszins mistig en beschimmeld tussen gebroken glaswerk en benauwd stinkende peuken zegt: "t Was toch móói ee?' Want geloof me maar, dét maakt Arnett Cobb ervan. Phil Woods, altsax, 2-11-31, is een van de belang rijkste muzikale erfgenamen van Charlie Parker. Sinds zijn debuut in de vijftiger jaren opereert hij steeds op het allerhoogste niveau van de Jazz met o.a. Quincy Jones, Miles Davis, Thelonius Monk, Bill Evans, Clark Terry, Billy Holliday. Toen hij op zijn veertiende jaar Johnny Hodges hoorde spelen zei hij tegen zichzelf 'This is it'. Z'n drie belangrijkste inspirators zijn Benny Carter, Johnny Hodges en Charlie Parker, in die volgorde. Toen hij nog op High School zat nam hij lessen bij Lennie Tristano en hij zat vier jaar op de Juilliard School of Music. Quincy Jones vroeg hem lead-alto te spelen bij de big-band van Dizzy Gillespie die voor het State Department een promotie toernee naar het Midden-Oosten maak te. In 1959 speelde hij in de Quincy Jones Band van de musical Free and Easy waarin zoveel talent zat dat iedereen nu vergeten is dat de musical een misluk king was. In 1962 maakte hij met Benny Goodman een toernee naar de U.S.S.R. In 1967 speelde hij bij Thelonius Monk en leerde daar 'economy'. 'Alle groten hebben dat: Miles, Dizzyje speelt één noot in plaats van tweehonderd.' Van 1968 tot 1972 verbleef hij in Europa omdat hij zich na de moord op Bobby Kennedy in de U.S.A. niet meer thuis voelde. In 1974 vormde hij, terug van z'n vrijwillige ballingschap, z'n Quartet samen met bassist Steve Gilmore en drummer Bill Goodwin (Hal Garper, de pianist volgde in 1981 Mike Melillo op). Nu in 1986 is de formatie nog steeds bijeen. Het quartet en soms het quintet wordt in Amerika be schouwd als een van de belangrijkste jazzformaties van de laatste tien jaar. Het won talloze belang rijke onderscheidingen zoals Grammy Awards in 1977, 1983 en 1984, en de titel Best Instrumental Group. Paul Ambach is een verhaal apart. In 1985 speelde hij in de kroegentocht van het Schelde Jazz Festival en de mensen die eenmaal binnen waren gingen niet meer weg. Er kon ook niemand meer bij. Hij is in het dagelijks leven pop-impresario in Antwerpen, maar als hij de kans krijgt kruipt hij achter ieder instrument met een toetsenbord en maakt zijn publiek helemaal door het dolle. Hij speelt met wisselende bezettin gen, meestal als Quartet. Ik klink zwarter dan de anderen. Dat komt door mijn joodse achtergrond zegt hij: 'Only Blacks ans Jews can play the blues, zei Ray Charles al.' Phil Woods. Zijn kwartet Is een van de belangrijkste Jazz formaties Lou Donaldson, altsax, 1-11-26, is de zoon van een prediker en een muzieklerares. Studeerde bij zijn moeder en begon op z'n vijftiende met klarinet. In de jaren vijftig speelde hij met Art Blakey op de fameuze L.P. 'A Night in Birdland' naast Clifford Brown. Na zijn Bebop-periode evalueert zijn stijl meer in de richting van Blues en Funk. Hij maakte o.a. twee L.P.'s voor het Nederlandse merk 'Timeless'. In 1981 'Forgot ten Man' en in 1984 'Lou Donaldson Quartet live in Bologna.' Over Arnett Cobb weet u inmiddels voldoende. Nog een korte kennismaking met enkele andere bandleden. Herman Foster, piano, 26-4-'28, is blind. Hij heeft niettemin een razendsnelle techniek, improviseert met lange melodische lijnen, gesteund door rijke blokaccoorden. Calvin Owens is een rythm and blues trompettist, hij was degene die vijf jaar lang de band met BB King van messcherpe soli voorzag. Hij is een belangrijke componist en arrangeur. In 1984 maakte hij de L.P. 'Calvin Owens -N- Jazz-N-Blues' waarmee hij een Grammy Award won. Jimmy Ford, altsax, 16-6-'27, speelde in de jaren vijftig eerst tenor voordat hij definitief overging naar de altsaxofoon. Hij speelde toen met Bud PowefC Rod Rodney, Zoot Sims en Kai Winding. In 1957 werd hij gevraagd door Maynard Ferguson voor diens big band. In 1961 verdween hij van het toneel, maar niet voorgoed. Milton Larkin en Arnett Cobb wisten hem over te halen weer te gaan spelen. In 1982 was Ford Jazz Artist of the Year in de V.S. Leonard Feathers Encyclopedia of Jazz beschrijft hem als 'erratic but potentially brilliant.' Dave Pike, vibrafoon, 23-3-38, begon op achtjarige leeftijd op het slagwerk. Is autodidact op vibrafoon. Maakte z'n professionele debuut in 1954 in Los Angeles. Hij werkte o.a. met Herbie Mann, Bill Evans Lou Danaldson en en Paul Bley en later met Buddy de Franco en Ray Herman Foster Anthony. Deed de laatste jaren veel studiowerk in Los Angeles. Begin 1986 staat hij opeens met 17 koffers op het station van Zottegem en trekt in bij Herman Devos van Jazzcafé 'Toots'. Het wel heel commerciële muzikale klimaat in de U.S.A. werd hem te benauwd. In het Vlaamse land geniet hij uitbundig al moet hij zo af en toe even naar de grote stad. Brussel voorziet natuurlijk ruim in die behoefte. Hij speelt vaak en met veel plezier met wisselende Belgische en Nederlandse formaties. Hij trad o.a. op eerste paasdag op, samen met Jack van Pol, in Jazz at the Concertgebouw van de Tros. Zijn stijl is zeer persoonlijk; zoals hij zelf zegt: 'Je moet een vibrafoon fysiek benaderen, als een ballet danser.' Zijn soli worden met een enorme intensiteit gespeeld. Hij ataqueert het instrument als het ware met uitbarstingen van creativiteit, een prachtig gol vend spel van spanning en ontspanning. De andere leden van het Quartet zijn: Tony Bouwens, piano. Tony heeft een lange loop baan bij o.a. het BRT Jazz Orkest was in 1980 op het Northsea Jazz Festival te horen met de New Bop Friends. Jean Louis Rasinfosse, bas. We kennen hem nog van het Chet Baker Trio uit 1985. Hij is een fijnzinnig kunstenaar die een prachtig gevoel voor accoorden paart aan een zeer rythmische manier van spelen waardoor de muziek als het ware gedragen wórdt. Jan de Haas, drums, 1-6-62 Elsene. Woont in Brus sel en is van Nederlandse afkomst. Na een opleiding aan de muziekschool in Hoeilaart studeerde hij drie jaar bij Alan Dawson op de beroemde Berklee School of Music in Boston. Hij is een subtiele drummer, wars van luidruchtig vertoon van macht, die door vele grote solisten wordt gevraagd. Het kwartet is in de korte tijd dat het bijeen is tot een goede eenheid gegroeid waar het plezier in musice ren vanaf straalt. Op zaterdag vindt de traditionele intocht per boot van de straatorkesten plaats. De hele dag wordt op vier podia in de binnenstad gespeeld door een groot aantal formaties. Daarnaast is er een streetparade. 's Avonds is er een kroegentocht in 14 café's en een fraaie spiegeltent op de markt waar de John White Calvin Owens mei 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Mooie moeite / Uitblad voor Zeeland | 1986 | | pagina 10