soesja citroen
Willem Jobse en Izaak Bout
psychologie
seven singers
soesja citroen
zware teksten
Vestzaktheater
Vlissingen:
SOESJA CITROEN
en het MAARTEN
VAN DUINHOVEN
PERCUSSIE
ENSEMBLE,
PAULINE DE GROOT:
dans
1 januari, 20.30 uur
Zo'n jaar of drie terug en misschien ook nog wel wat
langer geleden, nam ze een plaat met ballads en
standards op, waarop ze een tekst zong op muziek
van de Amerikaanse jazzpianist Thelonius Monk.
Daarvan zei ze een keer: 'De platenmaatschappij
ontdekte dat dat nummer het nogal goed deed in
Amerika. Het bleek dat een aantal radiostations daar
juist dat nummer draaide. Pas later begreep ik dat het
te malden had met het overlijden van Monk en dat er
een soort Monk-cultus was ontstaan. Ik vreesde dat
ik na die eerste plaat een beetje in de hoek zou
worden gedrukt van iemand die ballads en standards
zingt. Dat die plaat het uiterste betekende van hoever
ik zou mogen en kunnen gaan en dat ik niet de kans
zou krijgen een ander soort plaat te maken. Daar ben
ik een tijdje wat gedeprimeerd over geweest. Ik wist
niet welke kant ik'zou opgaan. Al wist ik wel wat ik
niet wilde. Tegen de tijd dat ik een besluit moest
nemen kwam het idee op om een hele plaat te maken
met stukken van iemand die ik ontzettend goedvind.
Toen ik op Monk kwam, trok de mist op. De hemel
kleurde weer blauw als het ware.'
Daarover zei ze een keer: 'Het ging echt zo. We liepen
te wandelen en we hadden het erover dat Monk
misschien wel een goed idee was. Ik kreeg toen het
gevoel dat het fantastisch zou zijn als ik het er bij de
maatschappij door zou kunnen krijgen. Dat lukte dus
en toen was het nog slechts een kwestie van
verwezenlijken. Elke middag platen draaien, kijken
en zoeken en uiteindelijk een selectie maken. Op die
manier kies ik mijn stukken. Ik neem een aantal
standards, een aantal ballads. Zo nu en dan haal ik
die uit de kast, ze gaan er weer in en ze gaan er weer
uit. En op een aantal stukken die voor mij nieuwer
zijn, die wat experimenteier zijn, wat ongewoner, ga
ik door. dat geeft bij elkaar een soort balans voor wat
ik doe. De ballads van Monk. Als je die zo hoort,
kunnen ze heel ontoegankelijk lijken. Ik zeg volgens
mijn gevoel dat je het voor de mens wat toegankelij
ker maakt als je er een tekst bij maakt en die zingt.
Dat het gewoner wordt.'
Met zingen begon ze waar zowat iedereen begint;
thuis en daarna in een popgroep. Thuis gebeurde er
veel met muziek. Haar moeder bijvoorbeeld speelde
piano en componeerde in het serieuze genre. Daar
kreeg ze het nodige van mee. Broers en vriendjes
maakten jazz. En ook daar stak ze het nodige van op.
Veel nam ze ook tot zich van de Amerikaanse
jazzpianist Andrew Hill die via de grammofoonplaat
in huis kwam. Via datzelfde medium hoorde ze hoe
Billy Holiday Strange Fruit zong. Ze besloot dat ze
die richting op zou gaan. Jazz en zang. Zou ze niets
anders doen dan zou ze voor haar beroep zingen.
Maar rond diezelfde tijd studeerde ze psychologie.
Studeerde af en oefende enkele jaren het vak uit dat
ze had bestudeerd. Zoals dat wel vaker gaat, viel het
wat tegen en het ging in de loop van de tijd steeds
meer tegenstaan. En dat oefende invloed uit op haar
leven, zelfs het zingen gaf ze langzamerhand op.
Toen ze rfog studeerde en ook al lang voordien, toen
zong ze met enige regelmaat in groepen van de
trompettist Nedly Elstak, iemand die met zingen
opgroeide en wellicht om die reden graag en veel
zang hoorde. Zijn moeder zong veel en zorgde op die
manier dat zijn zuster van het zingen haar beroep
maakte. Zo tegen 1978 richtte hij de groep 'Seven
Singers' op. Volgens de naam zouden er zeven
zangeressen op een rij staan, maar organisatie en
financiën lieten niet meer dan vijf toe. En zij
behoorde tot die vijf.
Seven Singers and a horn, heette het officieel. Vijf
zangeressen, met Nedly Elstak op piano en trompet,
met Arjen Gorter op bas, met Martin van Duynhoven
op slagwerk en met rietblazer Willem Breuker, de
'horn'. Seven Singers, zo denkt ze, verrijkte de
Nederlandse jazz. Muziek die net als elders voor het
overgrote deel uit improvisatie bestaat. Het ter
plaatse verzinnen van klanken en ze ter plaatse
inpassen in hetgeen andere muzikanten op die
plaats en op dat moment ook verzinnen.
Ze stelt dat er voor de Seven Singers uit 1978
nauwelijks iets gebeurde met de stem in de jazz. Het
hield op met het voordragen van een tekst onder
begeleiding van muziek. Een aanpak die uit de
bloeitijd van de vocale jazz stamde, een bloeitijd
echter die zo'n vijftig jaar geleden ophield en
waarvoor nauwelijks iets in de plaats kwam. Hier in
Nederland maar ook daarbuiten. Maar de stem
herbergt talloze mogelijkheden die stuk voor stuk
voor stuk geen grenzen kennen. Zij maakte van de
stem een zelfstandig instrument naast bijvoorbeeld
de saxofoon en de trompet. Omdat ze van geen
traditie wist, deed ze in het begin maar wat. Zonder te
weten hoe. Zonder te weten waarom. Pas later
improviseerde ze op thema's en melodieën. De beste
manier vindt ze. Want het ontwikkelen van een eigen
stijl komt later wel. Blijft iets van later zorg.
Toondertijd, zo tegen het einde van de jaren
zeventig, zo rond het begin van de jaren tachtig, toen
schreven critici dat ze een traditie in ere herstelde.
De geschiedenis van de vocale jazz in Nederland
voortzette. Die historie begon in 1934 toen Topy
Glerum zong bij het AVRO-orkest van Kovacs Lajos
en later bij het dans- en jazzorkest The Ramblers
kwam. Zo halverwege het midden van de jaren dertig
kwam de Amerikaanse tenorsaxofonist Coleman
Hawkins naar Nederland en maakte wat opnamen
met The Ramblers waar toen ook Annie de Reuver
zong.
De eerste zangeres die de kritiek rond het eind van de
jaren dertig jazzzangeres noemde, heette Anny
Xhofleer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog traden
twee nieuwe jazz-zangeressen op. Sanny Day die bij
het combo The Millers zong en Nellie Verschuur die
bij het orkest van Dick Willebrandts zong. Tegen het
einde van de jaren veertig raakten Ris Joy via The
Rhythm Club en Babs Pronk via het combo Jos van
Heuverzwijn in de bekendheid. Begin jaren vijftig
zong Riedel van Kleef bij het combo van Ger van
Leeuwen. In 1953 begon de loopbaan van Rita Reys
wier stem ver over de Nederlandse grenzen droeg.
Vier jaar nadien liet Greetje Kauffeld van zich horen
bij The Skymasters. Arly Day is ook nog zo'n naam
uit de jaren vijftig.
Een wat schrale oogst vergeleken met hetgeen er
opkwam na de eerste helft van het volgende decen
nium toen er plotseling meer aandacht bestond voor
de jazz-zang. Toen diende zich bijvoorbeeld Ann
Burton aan die het tot in Japan bracht. Jenny
Stalknecht zong bij het combo van haar broer Roelof
Stalknecht. Henny Vonk zette haar eerste stappen op
een lange loopbaan. Nelly Frijda zong bij Boy
Edgar's bigband. Truus Kroeze bij Ton Wijkamp,
Leddy Wessel bij pianist Jack van Poll, Victoria
Varekamp pakte de draad van blues en New Orleans
weer op. tegn het einde van de jaren zestig zong
Sof ie van Lier bij Nedly Elstak. In de jaren zeventig
zong Gerrie van der Klei bij Boy Edgar, zong Zenja
8 december
Damm platen op in de stijl van de jaren twintig, zong
Helen Sachs bij Bill Evans en Charlie Parker en
dienden José Koning en Yvonne de Kok zich aan.
Het gebeurde na enkele jaren psychologie dat ze
weer terugkeerde bij Seven Singers. Het aanbod van
Elstak zette voor haar een streep onder haar beroep.
Zingen zou ze alleen nog maar. Ongeveer tegelijker
tijd kreeg ze het aanbod om een optreden te
verzorgen in een Haagse gelegenheid. Daarvoor
stelde ze een eigen sextet samen. Uit de opstelling
van Seven Singers koos ze de ritmesectie en Breuker
en voegde er als zesde lid de basfluitiste Leonore
Pameijer aan toe. Elstak schreef voor deze gelegen
heid de meeste muziek waaraan zij eigen teksten
bijdroeg. Zware teksten, somber en vol onheil. Want
daar zingt ze graag en veel over. Geheel van een leien
dak gingen de voorbereidingen voor het Haagse
optreden niet. Elstaks muziek leek schijnbaar een
voudig maar bleek bij de uitwerking uitermate
ingewikkeld. Zoals bijvoorbeeld Remote Control
waarover Elstak ooit zei:
'Het eerste deel ervan bestaat uit een latin-stukje
voor piano en ritme. De accoorden liggen vast,
evenals de melodie, voor het grootste gedeelte. De
hele gedachtengang die aan het stuk ten grondslag
ligt is: we worden allemaal op afstand bestuurd. In dit
eerste deel kun je dan ook de morse-achtige
signalen horen waarmee dat vanuit verre sterren
gebeurt. Logisch dat dit stuk natuurlijk aldoor
anders klinkt, na dit latin-stuk volgt er een stukje bas.
Dat leidt de stemmen in die ongelijk inzetten, de
stemmen vormen een achtergrond voor de saxofoon
die zich door het ritmisch patroon laat sturen, eén zin
springt eruit: 'I feel lonely'. De bizarre bedoeling
hiervan is dus dat je je 'lonely' voelt, terwijl je dus
eigenlijk vokkomen willoos bezig bent. Hierna volgt
een stukje latin voor de tenorsax. Dan komen de
stemmen weer en gaat het stuk over in een 7/8 maat.
De stemmen zorgen voor de achtergrond en de
ritmesectie en de trompet improviseert. Hierna
neemt de piano het ritmische figuurtje over en de
drummer soleert. Vervolgens kondigt een loopje van
de saxofoon aan dat het slot nadert, de stemmen
zetten weer in, en uit.'
De muziek van Nedly Elstak beïnvloedde haar. En
wellicht liet ze zich beïnvloeden omdat zijn muziek
zoveel op die van Thelonius Monk leek. Thelonius
Monk, bijgenaamd Sphere, jazzpianist. Ook alweer
overleden na een leven van weinig erkenning en na
zijn dood ook stfweer een legende die men moet
kennen wil men 'erbij' horen. Monk grijpt terug op de
traditionele vormen en verwijst naar de schijnbare
eenvoud. Ondermeer dét spreekt haar aan. Op haar
dertiende hoorde ze het voor het eerst maar mooi
vond ze het toen niet.
Maar een jaar nadien merkte ze het oneindige van
Monks werken. Ze verbaasde zich over het ongrijp
bare erin en bleef het achterna lopen. Het bleef in
haar hoofd hangen. Waarom zou ze eigenlijk niet
eens weten. Maar desondanks maakte ze teksten op
Monks muziek terwijl ze ondertussen dacht: iets
toevoegen aan Monk, zoiets doe je toch niet; ik lijk
wel gek. Maar het resultaat stelde haar tevreden want
altijd blijft er wel iets prettigs hangen na een
uitvoering. Zoals na die keer toen ze Monks Mood
speelde en de bassist bij wijze van spreken streng,
christelijk en steil en gedragen streek. De dramatiek
waarvan ze houdt en die ze in haar teksten verwerkt.
Die handelen over kleuren en kleurig. Over ongrijp
bare zaken, want zangeres Soesja Citroen is geneigd
tot zware teksten. Somber en vol onheil.
Martin van Duinhoven
en zijn percussie
ensemble treden
samen met Soesja
Citroen op tijdens het
Nieu wjaarsconcert.
Pauline de Groot
danst op de muziek
december 9