boekhand^
geheim dagboek
Ad de Jong
boeken
november
De psychobiologie
van het
feestvieren
Het zesde deel van Hans Warrens Geheim Dagboek
laat zich lezen als een boeiende roman. Het blijkt
geen probleem dat ik de vorige delen niet heb
gelezen. Misschien is het zelfs een voordeel, want de
kwaliteit van de eerste vijf zal in de literaire kritiek
ongetwijfeld de basis vormen waarop deel zes wordt
beoordeeld. Een dergelijke afweging hoef ik, niet te
maken en beoordeelt de kritiek het laatste boek
minder gunstig dan betekent het alleen maar dat de
eerste vijf boeken subliem moeten zijn.
Het dagboek verslaat de periode 1956-1957. Hoofd
persoon Warren komt naar voren als iemand die een
verstandig mens probeert te zijn. Hij stelt zijn werk
boven alles, maar verdeelt zijn tijd niettemin in alle
redelijkheid tussen schrijven en gezin. Zo nu en dan
betreurt hij die positie wat vaak leidt tot mooie
dromen en fantasieën en soms tot directe wanhoop:
'Soms sta ik stil. Mijn ogen volgen de dronken schim
die meende zich in mij te vergissen. Met berusting
die verlangen dooft sta ik stil. Maar ik houd het niet
lang uit. Ik klim de berg op, borst vooruit in de ruige
wind en spring bijna op alle eenzame passanten. Ik
reken m'n straf uit: de verdwazing van een huisvader
met vrouw en kind - vraag niet verder. Ik wacht op
spelende oosterse jongen, ik loop behoedzaam om
een wildharig meisje heen. Ik ben een nette man, een
nette beklede beer met schurende kleren en een
lichaam dat schooiend brandt' (blz. 19).
Geluk is altijd elders. Als zijn vrouw Mabel naar het
ziekenhuis is en er iets ernstigs aan de hand lijkt,
komen bittere zelfverwijten bij hem op omdat hij
Mabel zoveel verdriet heeft gedaan. Hij besluit het
fragment met een voornemen dat mij bekend voor
komt: 'Kop op, ik zal héér moed tot voorbeeld nemen,
haar laten voelen dat ik haar liefheb, zó 90©d
mogelijk voor de kinderen zorgen, opgeruimd zijn'
(140).
De veelal erotisch getinte fantasieën zijn raadsel
achtig mooi en bloemrijk, (soms wat al te bloemrijk
naar mijn smaak). In een fragment, vrouw en
kinderen zijn de deur uit, over vier jonge Afrikaanse
'edelzangers' symboliseert Warren de onhaalbaar
heid van geluk:
'Luisterend naar verre treinen, naar waakhonden bij
de winterse villa's, luisterend naar de valse echo van
het wereldnieuws, speel ik met de mogelijkheden die
zij bieden. Ze zijn ernstig ziek geweest, hun kelen
zien geel van de tinctuur, hun stem is onzeker. Eens
zal die opklinken als water dat door het oerwoud
borrelt en als de wind die 's avonds ratelt in de
palmen aan de rand van een grote vlakte. Ze zijn nog
niet op kleur, ze houden elkaar nog te vriend in het
bad, bij het eten en des nachts. Maar binnenkort,
wanneer hun wenkbrauwen lichter zullen worden en
hun borst zwarter, dan zullen ze elkaar zingend naar
het leven staan, en daar zij mooier zingen naarmate
zij verder van elkaar verblijven is het dan tijd hen uit
te zenden naar de grenzen van hun rijk zodat zij juist
nog elkaar zullen kunnen horen' (112). Heel droevig.
Kunst is lijden, dat ook.
Volgens Hans Warren ontstaat kunst vaak in ogen
blikken van ondraaglijke spanning en verscheuren
de ellende, zoals uit heftige botsingen en oorlogen
nieuwe ideeën ontstaan. 'Vrede, geluk, ze leiden snel
tot tevredenheid, gezapigheid. Familiegeluk met
vrouw en kinderen - misschien ben ik nooit zo dicht
bij de mogelijkheid geweest als nu. Het is verleidelijk
te overwegen dat dit het hoogste geluk is op aarde.
Maar ieder weet toch beter? Het neerschrijven is al
een oordeel. Wat heeft het opgeleverd in de kunst, in
de dichtkunst?' (137).
Ik schreef: het laat zich lezen als een roman. Dat
komt: de hoofdpersoon leer je door zijn belevenis
sen, gedachten en herinneringen gaandeweg ken
nen en door hem zijn buren, familie, vrienden en
kennissen. Sommige figuren komen maar in één
fragment ter sprake, zoals de in Maastricht geboren
Abbé Vorage, die in beide wereldoorlogen geheim
agent was geweest en zijn memoires heeft voltooid.
Je wenst meer over hem te weten.
Andere figuren keren regelmatig terug en krijgen
meer ziel. Mohammed bijvoorbeeld, die een uiterst
moeilijke verhouding heeft met Sidali, is vaak op
bezoek in het huisje in het dorp bij Parijs. Meestal
heeft hij dan: hevige ruzie gehad. De gepassioneerde
en nooit ophoudende vechtpartijen tussen het Ara
bische tweetal gaan Warren en Mabel de keel
uithangen. Warren neemt afstand van zijn favoriete
Mohammed. Mooi en jong zijn zijn belangrijke
eigenschappen. Spijtig constateert Warren dat hij
ook met hem had kunnen samenleven. Dat liep
anders, maar steeds als hij Mohammed ziet verdwijnt
de door het verstand opgebouwde afstand zo snel
alsof de hersenen er nooit mee bezig zijn geweest.
Mabel, die minder heldere contouren krijgt dan je
van een zo nabij iemand als een echtgenote zou
verwachten, intrigeert, bijvoorbeeld door haar reac
tie op Hans Verhagen die zich als zeventien jarige
jonge dichter bij Hans Warren aandiende. 'Mijn
eerste indruk uit augustus werd bevestigd: het is een
bijzondere jongen, zijn leeftijd wonderlijk ver voor
uit. Hij liet me opmerkelijke verzen lezen. Ook op
Mabel maakte hij indruk. Vandaag is zij er door
gedeprimeerd. Zij vreest dat Hans' grote begaafd
heid nergens toe leiden zal. Ik vond het een vreemde
reactie, maar omdat ik wil zien of de fameuze
vrouwelijke intuïtie ergens op berust noteer ik de
opmerking' (106).
De kindertijd in Borssele dringt zich regelmatig op
en zo leer je zijn ouders en hun vrienden kennen.
Heel aardige stukken ook over vogels met wie
Warren sinds zijn jonge jaren bevriend is. Deze
fragmenten en de fraaie romantische natuurbe
schrijvingen zijn het minst aangetast door het besef
van het gruwelijke lot der mensen. De jeugdherinne
ringen zijn-er soms van doortrokken. 'Terug, diep
naar binnen in*de fuik der jaren raak ik verstrikt. Jij
bent weggegleden. Verlatenheid, groter dan toen dat
woord nog van romantische vervulling zwol' (192).
Warren is 35-36 als hij de dagboekaantekeningen
maakt. Hij droomt dat hij meteen jonge vriend boven
het gewemel uitstijgt om samen te sterven. Hij houdt
van het verval, kiest de herfst boven de lente. Soms
gaat hij ver: 'Afscheid is het schoonste geluk. Ik had
mijn verdriet zeer lief, met een trilling van genot tot
diep in de ingewanden.'
In een ander fragment beziet hij het verglijden der
tijd met droeviger ogen, maar droevig is mooi soms:
'19 okt. - De stille bomen in 't rumoer vergeeld, de
perken dampen brons en paars, de duiven bewegen
mistig boven het kort genipte gras. Zwarte strepen
wenen de grijze standbeelden uit ooö en oksel en de
hemel druipt van weemoed. Er is een heer die brood
werpt naar de duiven, er is een man die langzaam de
bladeren samenveegt, eois een kind, dat nog een
bootje op de vijver duwt.^e auto's grommen zonder
onderbreking voorbij het hek, de kruidige chrysan
ten bloeien of dit jaar het laatste is.
Er staat een lege sokkel, groen bemost, ik kijk,een
jongen na, zal hij er op gaan staan, een nieuwe
Idolino? Hij slentert verder door de tunnel van de
16 december ffll
laan, verloren in de gouden mist der blaren en ik zit
op een sierlijk gebogen bank in het Luxembourg, erg
fin de siècle, erg nutteloos. Er is weer een levensjaar
om, niets is veranderd, enkel het sterven wordt
jaarlijks wat vertrouwder' (101-102).
Als Warren zich in de Griekse filosofie vóór Sokrates
verdiept, hij is dan verhuisd naar Zeeland, stemt dat
hem aanmerkelijk opgewekt: 'Verrukkelijke uren
breng je door met Herakleitos, Parmenides, Empe-
dokles en vele anderen, je bent verrast, je herkent,
herinnert, ontdekt - het verzinkt opnieuw, maar diep
in je blijft toch die steeds toenemende rijkdom, het
leven is helaas te kort.'
Ik wil nog één facet aanroeren, dat te maken heeft
met de diepte die de tijd krijgt door Warrens manier
van werken. Vanaf zijn twintigste, en mogelijk al
eerder, houdt hij dagboeken bij. In dit boek staan
fragmenten, waarin hij oude dagboekfragmenten
inziet. ('Ik ben de persoon niet meer die dat schreef
of die deze brieven ontving. Soms vervult degene die
ik vroeger was me met schaamte'). Dertig jaar later,
als hij deel zes persklaar aan het maken is, ziet hij zijn
aantekeningen van 1956, waarin opmerkingen staan
over zijn ik van zoveel jaar daarvoor. Dat kriebelt de
fantasie. Het leidt ook tot vragen. Zou Warren de
passages van de periode 1956-57 die hem als 65-
jarige beschamen ,hebben laten staan? Als hij dat
niet heeft gedaan, zou zijn zelfportret nummer 6 niet
eerlijk zijn.
advertentie
Hans Warren, Geheim dagboek 1956-1957
(Bert Bakker, 29,90)
Gabriel Garcia Marquez, Liefde in tijden van cholera
(Meulenhoff, 39,50)
Etty. De nagelaten geschriften van Etty Hillesum,
1941-1943 (Balans, 49,50)
Tessa de Loo, Meander
(Arbeiderspers, 35,50)
Jelina Bonner, Samen alleen
(meulenhoff, 34,50)
Meulenhoff's dagkalender Nederlandse Poëzie 1987
(Meulenhoff, 22,50)
Gerrit Komrij, De Nederlandse Poëzie van de 17e en 18e
eeuw in 1000 en enige gedichten (Bert Bakker, 24,90)
Kees van Kooten en Wim de Bie, Het groot
bescheurboek (De Harmonie, 29,90)
Lord Byron, Brieven en dagboeken
(Privé Domein, Arbeiderspers, 65,90)
10. Wim Kayzer, Geen dag, geen nacht, maar ook geen
schemering (Veen, 22,50)
2.
4.
5.
7.
8.
9.
Dick Hillenius. Met tekeningen
van Peter Vos.
Slib-deeltje nr. 34
Prijs f 4,00 (incl.portokosten)
Uitgave Zeeuws Kunstenaars
centrum, Kloveniersdoelen, Ach
ter de Houttuinen 30, Postbus 74,
4330 AB Middelburg, tel. 01180
11791. Een abonnement op de
reeks kost f22,50 (zes deeltjes
per jaar)
Een fraaie tekening van Peter
Vos toont een zwembad vol pa
rende mensenkikkers, of kikker
mensen. De illustratie geeft aan
in welke richting Dick Hillenius
denkt als het gaat om de functie
van feestvieren. Uitgaande van
de definitie dat elke samenkomst
een feest is (ook een begrafenis
bijeenkomst bijvoorbeeld) komt
Hillenius tot de conclusie dat het
doel is: de uitwisseling van infor
matie, de aftasting van de hiër
archieën, de bevordering, maar
ook de beperking van de huwe
lijksmarkt.
Het woord psychobiologie legt
hij uit als een 'ruimere psycholo
gie, meer aan de basis, niet alleen
van de mens, maar ook van de
andere dieren en met meer
aandacht dan in de gewone psy
chologie voor allerlei biologi
sche facetten'.
Omdat Hillenius, zoals vrijwel
alle biologen, een aanhanger is
van het Darwinisme gaat hij er
van uit dat elke eigenschap bij
dier en mens een functie moet
hebben. Zo beziet hij het feest
vieren: wat is het nut ervan?
Veel dieren doen ook aan samen
komsten of zelfs feesten, zoafs de
eikelspecht in Californië.
De functie moet worden bezien
in het voortbestaan van de soort.
De samenkomsten leiden tot een
onderlinge competitie van vooral
mannetjes; er ontstaat een hiër
archie. Bij kikkers krijgen de
hoog in de hiërarchie zittende
mannetjes de meest begeerlijke
plaatsen, waar ze de beste kan
sen hebben op paringen. Zo blijft
het aantal paringen beperkt en
behoedt de kikker de soort voor
overbevolking. Daar gaat het ons
dus uiteindelijk om bij feesten.
Het klinkt aannemelijk. Ik heb
echter wel wat moeite met de
omkering van zaken: de gebeur
tenissen worden verklaard uit de
theorie. Een voorbeeld. Hillenius
heeft het over het uitblijven van
afscheidsrituelen als een deel
van een groep hyenahonden weg
gaat voor de jacht (ze delen het
eten samen met de hele groep).
'Imi' Hillll.il IIIII) 11ll'l mi I: I ll I ll'l
jTyfmrti >i jfmirmTiTrtrnrii itit ikhu
i'ij' i'; i'.'l' i V' '-lil
december 17