-4-
Professor Schöffer wilde samenwerking tussen vak- en ama
teurhistoricus, Dit "behoeft geen illusie te zijn, als de
amateur een eenvoudige scholing krijgt en bovendien in
het onderwijs voor lokale en regionale geschiedenis een
ruimer qolaats wordt vrijgehouden.
Drs. J.L. van der Gouw, sprekende over de praktijk van
de regionale en plaatselijke geschiedenis, wees er onder
meer op, dat de gemeenten niet uitsluitend moesten denken
aan hun grootheid in de toekomst. Eennis van het ver
leden is ook belangrijk. Verder vroeg hij zich af waar de
bekwame amateurhistoricus uit vroeger tijd was gebleven.
Men telde ze toon niet het minst onder dedorpsschool
meesters.- Wat doen nu do beroepsmensen De jaargangen
van onze tijdschriften worden in ieder geval door hun
productie niet dikker.
Een oplossing van het probleem is moeilijk te geven. Enige
oorzaken van het verval kunnen worden*genoemds de eisen,
waaraan het werk van de historicus moet voldoen zijn hoger
dan voorheen, de bewerking der bronnen is tijdrovend en de
vrije tijd wordt anders besteed dan in vroeger jaren. De
vraag zal dus niet alleen zijn; hoe brengen we kennis van
stad. en land in historisch perspectief meer en beter bij
de inwoners, de vraag zal ook moeten zijn, hoe komen wij
met onze kennis en met de vorm, waarin die kennis aan lezer
en toehoorder wordt gebracht, op een niveau, waarop de
maatschappelijke functie van do regionale en locale geschied
beoefening inderdaad, tot haar recht komt. Hot zou kun
nen zijn, dat ook ten deze het onderwijs -het bolwerk is,
dat wij het eerst moeten nemen.
C. Postma.