-7-
Stellig zal vooral Cats' eerste emblemata-bundel, de
"Sinne- en minne-beelden- (.161-8), waardevolle gegevens op
leveren. In zijn later werk -wordt de, in de aanvang al niet
hechte combinatie van woord en beeld, steeds .meer verbro
ken, zoals Dr. P.J.H. Verineeren in zijn nog te vluchtige
en voorlopige studie over de emblemata van Cats (in-; "Aan
dacht voor Cats", Zwolle 1962) al toont.-
Een niet minder rijke bron vormen de "Emblemata" (1624)
van Johan de Brune, die, gemeten met de maatstaf v-an de
twee-eenheid van woord en beeld, wellicht negatief beoor
deeld moet worden, maar die anderzijds door hun putten uit
"het dagelijks leven typerend zijn voor het Nederlandse re
alisme en die, in hun door de Middelburgse (later Haagse)
schilder Adriaen van de Venne - illustrator ook van Cats -
ontworpen gravures kostelijke en vroege parallelen tonen
met de Nederlandse genrestukken uit die tijd. Bovendien
is het piëtisme, door Dr. P.J. Meertens in Cat's' werk
als een typisch Zeeuwse eigenschap beschouwd," nog gepro
nonceerder aanwezig bij De Brune. De piëtistische afkeer
van de renaissancistische zinnelust uit zich b.v. in het
derde emblema, waar, nadat Van de Venne met genoegen en
plezier een moeder getoond heeft die de billen van haar
baby schoonveegt, De Brune in het epigram de hoofse vrouwen
vereerders voorhoudt, dat dit bevuilde kind het wezenlijke
'beeld is van de verafgode vrouw; "Zy drijft en smelt daar
heen van vuyle mist (=mest) en öraghi (=rottende stof)".
In een proza-uitweiding wordt dat nog verder toegelicht
met een keuze van argumenten en termen, die herinnert
aan de opvattingen en de tale Kanaans van de Middelburgse
predikant Willem Teellinck. Zo passen inderdaad vele
emblemata in een Zeeuws kader.
M. Beinema.