aki, onbekend. Voor boord v.d. mouw geeft_A.de Smit (lewedorp) èrmsbieze en mouwbie:ze. A.de 3oo (Kwadendamme) acht 1andbieze een modernisme; 'n bieze is de hals rand van 11 1 emde v.e. man. Voorts wijst hij op een verouderde benaming van 'n bieze "die onder het (h)emdsrok van de vrouw uitkwam, even boven de elleboog, waarin 'n paar zilveren knopjes aan een ring als sluiting opzij diende (het laatst gebruikt in 1886 bij het aannemen van Kaatje Janse Walraven te Kwd. De omschrijving is mij niet geheel, duidelijk. In de beschrijving van De Drachten van Zuid-Beveland (Arch, Z.Gen. 195& p»50) wordt een der gelijke zijsluiting aan de hemdrok der vrouwen niet vermeld. A b. n gaezen blindetje: hor in een openstaand raam (opg. Domburg). Aldaar, in Vrouwenpolder, Biggekerke niet beves tigd; In laatstgenoemd dorp gehoord: !t haezetje moe nog onder t raem mevrWolf-de Mo1 'orrehaes of 'orre geg. d. mej. Stevense: Kapelle en omstr 'orren- (voor de kelderramen) Ovezs.nde 'n orre (onder open raam) Maartensdijk 1! n doch ook btavemsse 'n gaos;i e onder z raem. 'n gaeze-horretjeonder het open raam: MiddelharnisSom- melsdijk, ook 11 raemhorretjeEen hor in een openstaand deurvak is: 'n gaeze deureopg. mevr. Carrière-Eietmulder horre onder open raam gewoon: Goeree, opg. den Eerzamen, Enkele inzenders (M.Vermuë, Ovezande en mevrVerkruysse- Herrebout, Groede) maken opmerkzaam op (h)orren, horretjes aan de binnenkant van de dichte ramen, tussen de gordijnen geplaatst, evenals elders in Zeeuwse dorps- en stadhuizen 75 a 50 jaar geleden in de mode. Dat we hier te doen hebben met een van buiten Zeeland inge voerd modeartikel uit de burgerij is wel zondermeer duide- Het in een gebogen lijst gevatte gaas was soms "fraai be schilderd". Het belette de "inkijk", maar niet de "uitkijk". Conclusie: De typische "dubbelwoorden" orrehaes en gaeze- horretjedie evenals 'n raemhorretje een uitleg bevatten van het gebruik, wijzén'er op, dat (hlorre in de betekenis van met fijn gaas bespannen raam betrekkelijk nieuw is, in

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1965 | | pagina 34