- 24 - Om hen niet te ontmoedigen had ik te voren gezegd, dat het niet erg was, wanneer de leerlingen fouten zouden maken, als ze het maar probeerden! Resultaat Totaal 15 leerlingen, verdeeld over de klassen 4, 5 en 6 maakten in deze tien zinnetjes gemiddeld zes en een halve fout, d.w.z. 65%. Hieruit bleek dus wel, dat een dergelijke oefening te moeilijk is De leerlingen beheersen het Nederlands nog niet voldoende, om "authentiek" Zeeuwse constructies te kunnen onderscheiden. (B.v. zin 6 bleek door geen van de leerlingen verbeterd te kunnen worden) De zinnen met de meest voor de hand liggende fouten leverden geen moeilijkheden op: zin 2(9 goed) zin 5 (12 goed) zin 9 (13 goed) Beschouwing: Het is wel duidelijk, dat de bespreking van deze les cen traal moest staan. Nu de leerlingen het werk eerst schriftelijk hadden gemaakt, voelden zij zich bij de bespreking zeer nauw betrokken. Klas sikaal bespraken we de foutieve constructies. Door het "Hol lands" en het Zeeuws naast elkaar te plaatsen kon ik de leer lingen laten zien en horen, dat men in het dialect de dingen vaak heel anders zegt, dan in het A.B.N. Door de provincialismen wat "overdreven te accentueren" voel den de leerlingen, dat deze constructies toch niet helemaal goed waren. Met tussenpozen van twee weken, heb ik dit "taalspelletje" enkele keren herhaald. De leerlingen vuisten mij steeds te "verbeteren" wanneer ik (opzettelijk) één van de in het lesje voorkomende provincialismen gebruikte. Om na te gaan of door de invloed van het onderwijs, bij voortgezet onderwijs provincialismen onderscheiden kunnen worden van goed A.B.N.heb ik een dergelijk lesje (nu van vijftien zinnen) voorgelegd aan enkele klassen (1 en 3) van

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1966 | | pagina 26