- 5 - 5- Menig dorsten haar op straat niet vertrouwen, Voor kogels, bommen en mortier, En het instorten van veelen gebouwen, Bragt grooten zorg en benoutheid alhier, Anderen smeekten God met een verbryselt harte, Heere verhoor ons in ons angst en smarte, Staat ons by in onzen nood, Wilt ons beschermen wilt ons beschermen, In ons angst en droevigheid groot. 6. Weest getroost gy vrouw en kinderen, Zoo gy man en vader mist, God zorgt voor u zonder hinderen, Spyst raven op een vreemde kust, Troost u vader troost u moeder, Daar benevens zuster, broeder, Verliest gy u bloed in oorlogs tyd, Gy zult ze vinden gy zult ze vinden, Hier namaals in der eeuwigheid. 7. Weest getroost gy zwaar gekwesten, En verblyd u in den Heer, God keert alles weer ten besten, Slaat hy u hy zalft ook weer, Troost u toch met Job zyn zweeren, Wilt met Laserus u generen, Hy kwam nog in abrams schoot Roep de Heer aan roep de Heer aan, Hy red u uit allen nood. 8. Dankt nu God gy fris gezonden, Dat de Heer u heeft gespaart, En dat gy niet zyt geschonden, Van het bloedig oorlogszwaard, Gedenkt aan die 3 jonge knaapen, Die in den vuurigen oven zaaten, Hoe dat God haar heeft bewaard, Door zyn Engel door zyn Engel, Zoo heeft God u ook bewaard.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1966 | | pagina 7