- 23 -
WZD. 518) aansluitende uitdr.: 't Joon, wat ei-tat méns 'n
laebesgez. v.e. zwangere vrouw. Een staaltje van niet-fijne,
maar tekenachtige Zeeuwse humor.
Tenslotte nog de term kappen, die door inzender Sinke gebruikt
wordt in verband met een normale bevalling: Ze staet op kappen:
de bevalling is aanstaande. In WZD. is deze betekenis niet opge
nomen. Wel z'ei 'n kappertje g'aod. (WZD. 4o8ze heeft een
miskraam gehad, en in zelfde bet. 'n om(me)kappertje (638).
Vraag. a. Kent u kappe(n) in verband met een normale bevalling?
bstaat deze term in verband met een miskraam?
Beantwoording van Vaktermen en oude Benamingen.
(zie afl. 7, p. 18).
1. (opg. Obg.) Baddienk: "meskant" bezaagde balk (dikte ruim 6
cm, breedte 10 tot 23 cm): bev. door Kwd.; Kpl.;
Svn.; NzGdr(baddingk)De vorm battienk is
bev. d. Vwp.; Dsr.; Obg.; Cz.; Sdk.; battik: Ier.
nota bene. in de vorm badding en batting ook ned. vakterm
(zvDale 181
2. Op de vraag van van Langeraad (Dsr) omtrent belie is geen
antwoord ontvangen.
3a. de oude vorm pele voor peluw is nog geg. door Lwd. (zeld.);
de gewone dialectvorm is peule (z. WZD. 35^); Nzgeeft
1 oofpeule
b. gevraagd is naar de betekenis van rêê(h)outVolgens Vwp.
hout dat aan de rêêkant staat d.i. langs de rêê (greppel
tussen twee stukken land, "blokken"; aldus ook Obg.
Lwd.; Kpl. en Mtd. menen dat rêêout te verklaren is als
gereedgemaakt (gekapt) hout, het zgn. geriefhout (van Dale
6^6): hout (aanplant) voor eigen gebruik bij de hofstee.
Er zij echter op gewezen, dat de bet. rêê =greppel niet
gebruikelijk is op Z.B. en T., wel op W. en in Z.V.W.
Blijft de mogelijkheid, dat dit rêê(h)out voor eigen ge
bruik Y#erd gekaptInderdaad vermeldt Gdedat de troenken
(knotwilgen enz.) in het voorjaar werden gekapt voor afmaak-
en brandhout. Het heette uutrêêën. De zwaardere staken
(pèsen) dienden voor afmaakhout,- het dunnere hout om te
musteren.