- 27 -
c. Is ten uwent d'n 'êêp (d'n 'oop) in deze betekenis
gewoon? (WZD. 35^ (art. 'oop)
d. Is er nog een andere dialect-benaming voor bekend?
20a. (Obg.) Me staon gliek an d'n diek: we hebben evenveel
punten, we staan kiet
Deze uitdrukking niet in WZD. opgetekend, kent u ze?
b. dezelfde betekenis gelijk, kiet, is ook te vinden in geliek
over d'n diek. (WZD. 17*f, art. diek) gebruikt bij ruiling:
gelijk oversteken.
Is u deze uitdrukking bekend?
21. (Obg.) 'k En 'n gepeld: ik heb slechts één kaart van "d'n
duuk" genomen. Niet in WZD.
a. Kent ge dit?
bHoe verklaart u hier het gebruik van gepeld?
Vb. (z. afl7, p. 20)
De door de groep Oostburg genoemde namen voor dobbelspelen
1° sihksiezen en 2° tritsen werden niet bevestigd.
Andere dobbelspelen.
Voor het door Vwpgenoemde pot-en-bure, zie W.Z.D. 7^-
KURKEN. I.
Een Zeeuws-Vlaams gezelschapsspel op het biljart.
M.A. Aalbregtse, die dit spel in zijn jonge jaren te Aardenburg
heeft gespeeld (eerste kwart van deze eeuw), zond ons een be
schrijving, waarvan we de hoofdpunten aantekenen.
We horen gaarne of dit, of een dergelijk biljartspel onder de
zelfde of een andere naam ook elders gespeeld wordt of werd.
De deelnemers werden in twee partijen verdeeld. Men speelde om
een te voren vastgesteld aantal punten, 200, 250, 300, kOO, 500.
De strijd ging telkens tussen twee spelers, één van elke partij.
De volgorde waarin deze aan de beurt kwamen, werd in elke groep
door zijn "maats" bepaald. Elke speler stootte maar één keer.
Door elk tweetal dat "opging", werd uitgemaakt, wie het eerst
aan de beurt was, doordat elk van hen, een bal, liggend bij de
korte band, naar de andere korte band stootte. Wiens bal het