- 29 - 5- De bedoeling is niet de kurk te verminden, maar juist d_e kurk zoveel mogelijk om te gooien. De kurk is gewoonlijk met lood bezwaard, zodat hij uit zichzelf rechtop komt te staan. 6. Op de kurk worden drie gewone, soms iets kleinere,dobbel stenen gezet. 7. De waarde van de ogen der dobbelstenen is als volgt: 1 100; 6 60; de andere worden als volgt geteld: beneden 5 is 0; boven 5 is 10, bijv. 1 6 k 160; k 3 5 10. Vielen slechts één of twee dobbelstenen af, dan werd niets geteld. 8. Drie gelijke cijfers is 300 punten. 9. De kurk moet met de speelbal worden omgegooid en blijft staan, waar hij terechtkomt, behalve als hij zo dicht bij een band staat, dat er geen bal meer achter langs kan, in dat geval wordt hij weer in het midden opgezet 10. De speelbal moet altijd eerst de rode bal raken, pas daarna mag hij caramboleren of (en) de kurk omverwerpen. Gebeurt dit niet, dan is de hele score voor de tegenpartij ("voor de vrienden", zie lezing Aardenburg). Ditzelfde is het geval, als een verkeerde bal de kurk raakt, of als een of meer dobbelstenen van het speelvlak afvliegt. 11. Een carambole is 20 punten; men speelt door, tot men fout speelt of "niets maakt", d.w.z. als men alleen de rode bal raakt 12. Men speelt om 2000 of meer punten, volgens afspraak. 13- De ip.zet was een rondje voor de tegenpartij. Om geld speelde men niet 1*f. De inzender speelde het spel ook wel in Middelburg. Hier ontving de speler die 300 punten maakte (zie boven bij 8) een kwartje, in Zeeuws-Vlaanderen niet.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1967 | | pagina 31