- 1? -
Bij 14 a. Bij de plaatsen, waar deze spreuk bekend is, nog te
voegen: Vwp.; Bgk.
Bij 14b. Moorse stof, aldus Dsr., is hetzelfde als noorse
smoordus motregen uit het noorden; het laatste heet
noordersmoor te Kpl.
Bij 15 b. De lezing: Movembermistvo(r)st in de kist hoort
men, beh. te Dsr., ook wel te Gdr
Bij 15 c. De spreuk als geg. d. Kod. en Ztl. hoort men ook te
Bgk.
Bij 16a. Met een kleine variatie op de opg. van Obg., geeft
Kplsnêêuw op slik is 'n vosje zekerlik en Kn
is vost dinne of dik
Wat uitvoeriger is de lezing van Ier: As de snêêuw
valt in de slik, zal 't vriezen dun (dinne) of dik,
en Gdr. geeft de duur van de vorst erbij: snêêu¥j op
slik, drie daegen vorst, dun of dik.
Bij 16b. Deze spreuk, d. Dsr. geg., is alleen d. Svn. bev.
- Men zie voor een andere lezing hierachter II. nr.
13, waar de richting van de wind met het verschieten
van een ster in verband wordt gebracht.
Bij 17a. De door Dsr. geg. spreuk: 'n ochend zonder dauw/ de
regen ister gauw werd niet bev.
Bij 17b. Niet geheel duidelijk is, hetgeen Ier. hierbij aante
kent, in antvroord op de vraag naar meer spreuken met
dauw als weervoorspellerDe aantluidt: t Ei
eregend of edauwd vannacht: een kritieke dag".
Dit lijkt ons niet letterlijk van het weer bedoeld,
of hebben we het mis?
Bij 18a. Met geringe variaties wordt de spreuk "As d'aene,
d'aon(e), kraoit op 't (op z'n) nist, regen of mist
bev. d. H.H.; Kpl.; Mtd.; Gde- Te Ier. en op Ofl.
(Mdh.; Smd.) spreekt men van d'aenen kraoie(n) op 't
(op d'r) nist enz. Te Obg. hecht men minder betekenis
aan het hanegekraai; op de vraag zou het gaan regenen,