- 18 -
wordt geantwoord: "As d'n 'aone kraoit en de wind verdraoit,
waarbij het laatste wel hoofdzaak is. (Verg. W.Z.D. 302).
Bij 18 c. Dat de stank als regenvoorspeller van velerlei her
komst kan zijn, zal, gezien de toestanden op het
Zeeuwse platteland tot in de tijd, niemand verbazen.
De meesten houden verband met afvoergoten, of modder
sloten, of sloten zondermeer. Mtd. bevestigt de opg.
van Dsr.: de zompe stienkt; Vwpde moddergote; Kn:
de mosgote (wat hetzelfde is); Bks. Cz.: de zienkput;
Kpl.; Ier. en Svn. geven de duiven of dien duif de
schuld en Gdr.; Mdh.; Smd.: de slooten (want duiven
zegt men daar niet). Ook kan de stêênpit: welput de
oorzaak zijn, aldus Bgk.; of d'n tras (regenbak):
Mdh.
Wel typisch is: de scheuteldoek stienkt, geg. d. Wkp
gezien de geivoonte, om zo'n morsdoek, vuil en vochtig
te blijven gebruiken tot in het oneindige. Dat ook de
schouwe nog stienken kan, als er regen komt, tekent
Gdr. aan en weten we allemaal.
Naar aanleiding van de vraag van dhrvan Langeraad over de
plaatsnamen in het rijmpje: Almenak leugenzak verwijzen we naar
Bulletin p. 13, waar behalve Dordt en Delft ook Aalsmeer
wordt genoemd, waar men (terwille van het rijm!"nog veel meer"
liegt