24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
- 31 -
opg. Obg. 'n Mes, waor 'n appel mee gesneen is, wil gêên
beuter kennen: aan een mes, waarmee een appel
gesneden is, blijft de boter niet kleven,
opg. Kpl(gehoord in L.v.Ax.) Minnepoeiers
opg. Kpl. oziestrekkenZijn dit de touwen, die door de
ozen (leren kokers van het paardentuig) lopen?
(Zie W.Z.D. 360 ozenozie
opg. Kpl. PanneschietersIs dit een scheldnaam voor
duiven, of voor mussen? (Verg. dekschieters
W.Z.D. 162).
opgKplpeererood
opg. Kpl. peeslikVermoedelijk modder, slijk van het
peeën rieën (beetwortels vervoeren)
opg. Ier. Da schip lig nie lank op 'n pekelêrrinklingte
gezegd van een snelvarend schip.
Kent u de oorsprong van dit gezegde
opg. Kpl. pestigIs dit gierig, vrekkig? (zie W.Z.D.
708).
opg. Kpl. ploegsloterLett, ploegsleutelWaar zit die
aan de ploeg en waarvoor dient hij Graag een
schetsje, als het kan.
opg. Kpl. a. 'n roelientje. Is dit het leidsel (liene)
van het roepaerdrechterpaard(zie W.Z.D.
798).
b. of is het een meetlijn voor het afmeten van
roeën land? (zie W.Z.D. 795)-
opg. Ax. van de blinde rote spelen blind domineren.
Aantrote rij is in 't bijzonder in Oost-Z.Vl. ge
bruikelijk voor rij, zie W.Z.D. 806; de blinde
rote is dus de rij dominostenen, met de zwarte
kant boven.
opg. Ax. het werkwoord roten als landbouwterm
a. op een rij zaaien of planten.
b. van de planten zelf op een rij bovenkomen
de bêêten beginnen al te roten
opg. Kpl. 'n schommelpokeletterlijk een schommelende
buik: naam voor een dikke vrouw. Ned. schommel.