- 5 - zijn de bedragen, benodigd voor het herstel van de oude ge bouwen gering in verhouding tot die, welke vereist zijn voor de grote werken ten behoeve van verkeer, bodemverbetering en industrialisatie. Daar komt bij, dat de financiering op geheel andere wijze kan plaats vinden. De uitgaven voor regeneratie en restauratie kunnen over een groot aantal jaren ïirorden ver deeld. Er zijn veel gebouwen, die voorlopig nog geen ingrij pende voorzieningen behoeven of die nog jaren kunnen wachten op hun beurt. Tegen zulk een uitstel bestaat niet het minste bezwaar, indien hun toekomst maar veilig is gesteld in het kader van het beleid, m.a.w. indien iedereen maar weet en er ook in feite mee rekening houdt dat de panden in kwestie voor een bestemming in een milieu van te behouden oude bebouwing worden gereserveerd. Vaak stelt men zich op het standpunt, dat restauratie en re generatie van oude bouwwerken een onrendabele liefhebberij is, die wel eens aan de orde zal komen als er geld genoeg is. Zeker, restauratie is duur. Maar zij levert ook iets op. Daar bij valt te bedenken, dat er ook waarden bestaan, die moeilijk in geld zijn uit te drukken. Soms zijn zij belangrijker dan alle andere. Verder speelt ons bij de monumentenzorg een vorm van kortzich tigheid parten, die onmiddellijk, tastbaar profijt wil zien. Indien dit niet aantoonbaar is, houdt de belangstelling op te bestaan, ook al zullen latere generaties niet alleen in over drachtelijke zin, maar ook letterlijk rijk zijn met hetgeen wij nu voor de ondergang behoeden. Indien men zich een voor stelling wil maken, hoe de waardering over enige generaties zal uitvallen, doet men er wellicht goed aan opnieuw de paral lel te trekken met de "grote" monumenten, zoals kerken en raadhuizen. Ongeveer een eeuw geleden, voordat er een doel bewust beleid tot behoud van deze monumenten was uitgestippeld, waren deze goeddeels vogelvrij. Er zijn in die tijd in Zeeland, zonder enig commentaar of protest belangrijke gebouwen gesneu veld, waarvan men nauwelijks weet hoe ze er uit gezien hebben of zelfs dat ze er geweest zijn. Op het ogenblik, na een eeuw van geleidelijk groeiend ander inzicht en consequent restaura- tiebeleid, is het ondenkbaar, dat een kerk uit de Middeleeuwen of.een raadhuis uit de Gouden Eeuw zou sneuvelen zonder dat er een haan naar kraait. Het is niet onmogelijk, dat wij eenzelfde ontwikkeling zullen gaan beleven bij de conglomeraties van een voudiger monumenten. Nu zijn vele daarvan nog vogelvrij, omdat

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1968 | | pagina 7