- 4 -
van het stadhuis, hoofdzakelijk bestaande uit studenten en min
of meer gevorderde amateur-archeologen, - historici, en -
volkskundigen
Bijzonder veel zorg was besteed aan de voorbereidingen voor
deze vliedbergen-tweedaagse. Alle deelnemers hadden geruime
tijd van te voren een "working-paper" ontvangen, dat naast een
uitstekende bibliografie van boeken en tijdschriftartikelen
het vliedbergen-probleem betreffende, ook bevatte "een balans
van alle (veiligheidshalve liever vrijwel alle) gedachten met
betrekking tot dit probleem op schrift gesteld". Deze compila
tie van excerpten uit geschriften over de vliedbergen bleek
tijdens het congres al uitverkocht. Er wordt overwogen een
tweede druk uit te geven, die tevens de tijdens het congres
gehouden voordrachten en de uit de discussie naar voren geko
men ideeën zal kunnen bevatten.
De opzet van het congres was er op gericht een zo groot moge
lijke verbreding van het inzicht in het wezen der vliedbergen
te bereiken. Ruimtelijk gebeurde dit door het houden van een
uitgebreide excursie die de deelnemers per bus langs de be
langrijkste vliedbergen in Zuid-Beveland en Walcheren voerde.
Een tentoonstelling in het rijksarchief van Zeeland maakte
door middel van kaarten, foto's, afbeeldingen en materiaal,
afkomstig van archeologische opgravingen, de levensloop der
vliedbergen aanschouwelijk en stelde zo de bezoekers in staat
zich in de tijd te verplaatsen.
Op de tweede dag van het congres werden de beoefenaars van
verschillende disciplines verbaal met elkaar geconfronteerd,
zodat tenslotte ook een wetenschappelijke verruiming van de
probleemstelling mogelijk werd.
Na de inleiding door professor dr W.A. van Es, directeur van
de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB)
kwam de heer M.P. de Bruin, adjunct-bibliothecaris van de
provinciale bibliotheek van Zeeland, aan het woord. In zijn
voordracht, Nieuwe wegen tot wetenschappelijke ontsluiting
van de geschiedenis van Zeeland, pleitte hij voor een nieuwe
vorm van historie-beoefening, waarbij wetenschapsmensen van
vele richtingen en nationaliteiten (archeologen, bodemkundi-
genoudheidkundigen en geografen) in samenwerking met ama
teurs, bepaalde vraagstukken in studie nemen. Centraal moet