- 16 - DE SCHELDE VAMAF GOÜY TOT AAM VLISSINGEN. "De Schelde ruist zelden, of het moest met kleine driftige vloe den zijn die de beschoeiing naderen en dan opeens zwijgen. Ge hoort haar meestal klotsen tegen de kust, het water dat einde lijk zijn land gevonden heeft, en op zijn schorren in slib ver start. En een enkele maal hoort gij haar daveren, wanneer de wind zijn klagende wijzen aanheft in het ruim tussen Breskens en Vlissingen. Maar ik heb de Schelde meer gezien dan gehoord. Wie op een boot vaart, over de Westerscheldehij staat op het stei gerend middelpunt van een reusachtige wereld, die uit wolken en water en verschietende lichtfonkelingen is opgebouwd. En dan is het land niet anders dan het wijd geworpene, dat tussen de zeeën van licht en bewegende baren zijn schuchtere ruggen verheft. Zo komen wij nader tot de zin van ons symbool. De hoorn der Schelde, hij is wel een schelp, waaraan men luistert of een trom pet, waardoor de Wind zijn gierende liederen blaast, maar hij is ook een hoorn van Overvloed, waaruit Brabo een krans van groene en goudgele eilanden in de zilvergrijze waterwereld geworpen heeft Wie zou deze lyrische taal anders hebben kunnen schrijven dan P.H. Ritter Jr, in zijn: De hoorn der Schelde. Het zal de lezer duidelijk zijn dat met de krans van groene en goudgele eilanden Zeeland wordt bedoeld. Bijna niet minder lyrisch heeft Stephan Raes in het verzamelwerk "Eeuwige Schelde" het begin van de Schelde in Frankrijk beschre ven "Op een kleine honderd meter boven de zeespiegel, onder de druk van de pikardische helling, die van Sint Kwinten (Saint-Quentin) naar Bonen (Boulogne), het parijse bekken van de dietse laag vlakte scheidt, aan de voet van het oostelijk uiteinde van die helling, 20 kilometer benoorden Sint Kwinten wordt de Schelde geboren Gouy, in het huidige franse departement van de Aisneop 'n drietal kilometers van Le Catelet, mocht het boorlingske "De Schelde" in den burgelijken stand opschrijven. De mensen hechten er geen groot belang meer aan. De Schelde is voor hen een vreem de stroom die zijn grootste rijkdom aan andere landen spendeert. Maar de Schelde hebben ze lief om zijn water. Zijn water dat, midden een kale en horizontloze hoogvlakte, bomen en heesters uit de grond deed rijzen. Zijn water dat de mensen vertrouwvol langs zijn boorden doet blijven en schaduw en jeugdig groen om

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1968 | | pagina 18