- 22 -
12a. opg. Kpl. 'n kant af-(of-)steken: (letterlijk) de kant
van een sloot, (ook wel van een gazon, een akker) bij
werken: bev. d. VwpLwd.; GsIer.; Dsr.; Ax.; Mdh.;
Smd.
In figuurlijke bet. niet bekend, doch Ier. tekent aan
ergens de kant of'aelen. Is dit wat men in 't nederlands
noemt: er de kantjes aflopen, lijntrekken? Of betekent
het er geldelijk van profiteren
13- opg. Kpl. Kantooidulve bev. d. Vwp.; Lwd.; H.H.; Gs
Door H.H. wordt aangetekend: de duiven waarvan men
kant'ooi sneed lagen niet langs de wegen, het waren de
ondiepere afscheidingen ter afwatering op het bouwland.
Zijn hiermee bedoeld de scheiduiven (zie W.Z.D. 20b
onder 2. Zuid-Beveland). Kpl. merkt op het gras langs
'n kant'óóidulleve wordt nae snieën en dróogen opgebonnen
as bosjes kant'ooi (voor dit woord en zegswijzen die er
bij behoren, zie W.Z.D. ^03).
1*t. opg. Kpl. 'n rietduifje is goed voe êhdeiers bev. d.
LwdGsIerDsr
15-. Kerkezitgeld geld voor een vaste zitplaats in de kerk
bev. d. Lwd.; H.H.;. GsKwd.;- Ier.; andere benamingen:
bankegeld Lwdbochtegeld oudKwvplekkegeld
Ier.; NzAx.; Mdh.; Smd. (zie voor deze, vooral op W.
en Z.B. opgetekende benaming ook W.Z.D. 728; één van de
typische voorbeelden dat in het zeeuws plekke plaats is).
16. opg. Sch.-D. knoppedraoier (letterlijk iemand die aan de
knopen van jas, vest, draait): volgens Dsr. betekent het
iemand die niets uitvoert, renteniert, lanterfant. In bet.
bedrieger, onbetrouwbaar iemand wordt het gegeven door
Ier.; Ax.; Mdh.; Smd. Het laatste schijnt ook nederlands
te zijn. (zie Van Dale 99^)-
17a. kouwellenenDit blijkt een soort pruimen te zijn: Kpl.;
Ier.; Kwd. De laatste voegt er bij een ouderwetse, kleine
soort. Weet iemand nog andere bijzonderheden, kleur?
vroege, of late soort?
b. kouweletten: overgeschoten eten: bev. d. H.H.; Lwd.; Kpl.;
Kwd.; Ier.; Svn.; Dsr.; Obg.; NzAx. (zie nader W.Z.D.
4-68)..
18a. opg. Kpl. kromme sokken kromme benen. In zelfde bet.
bvèrkevangers