- 34 -
NBHALEOTIA-VONDSTEN TE DEUTZ BIJ KEULEN
J.ab Utrecht Dresselhuis en L.J.F.Janssen maakten in hun
publicaties van 1845 vrij uitvoerig (p. 156-159* resp. 96-102)
melding van inscripties met betrekking tot Nehalennia, die te
Deutz (bij Keulen) gevonden zouden zijn. Dr J.C. de Man te
Middelburg heeft in 1888 geïnformeerd, wat een hem bekende
Duitse deskundige hierover kon mededelen.
Het antwoord luidt als volgt "Heidelberg, 26 Marz 1888...
Der 17V6 oder 1777 gefundene, der Nehalennia gewidmete Stein
ist schon seit langer Zeit verschollen und also aller Wahr-
scheinlichkeit nach untergegangenSie finden die Bücher und
Mss., in welchen die Inschrift mitgetheilt wird, aufgeführt
bei Brambach, Corpus inseriptionum Khenanarum (Elberfeld 1867)
n. 442. Zu Deutz ist (im 16Jahrhundertnoch eine andere In
schrift der Nehalennia gefunden, aber auch diese ist ver-
schwunden, wahrscheinlich im Schlosse Blankenheim, dessen In-
sehriften-Sammlung leider zerstort worden ist. Diese Inschrift
lautete (Bramb. n. 441DEAE NEHAEN/ERIATTIUS IVCVN/DI PRO
SE ET SVTS/V.S.L.M. (Der Name ERIATTITJS ist offenbar verlesen)
w.g. Karl Zangemeister.
Uit het vervolg van de brief blijkt, dat de briefschrijver
en de familie De Man elkaar persoonlijk kenden en dat Schr.
correspondirendes Mitglied der Berliner Akademie) destijds
met Mommsen in een polemiek over de Romeinseschrijfwijze van
getallen verwikkeld was. Dr. K. Zangemeister te Heidelberg is
in 1886 tot lid van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
benoemd. De ledenlijst verschenen in 1906 (bij het verslag
over 1893-1902) vermeldt als zijn functie "Oberbibliothekar
der Universitat" en het jaarverslag, uitgebracht april 1907,
vermeldt zijn overlijden in het afgelopen jaar.
v.d.F.
