- 8 -
congressisten naar zijn beroemde opgraving van de terp te
Ezinge. Het tafereel daar is te zien op een foto in F.J.Faber,
Geologie van Nederland (1e druk p. 361, fig. 9^; 2e druk p.
322, fig. 89): boven op de terp, aan de rand van het zorgvul
dig glad geschaafde profiel, Van Giffen (met bolhoed) te midden
van een aantal belangstellende dorpelingen en met een jalonstok
de lagen wijzend aan de op lager niveau tegenover hem staande
congressisten, waarvan er op de foto slechts één zichtbaar is,
die het profiel van nabij bekijkt (nl. schrijver dezes).
Bij besluit van 30 IV 19^7 van de minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen werd met terugwerkende kracht per 1 I
19^7 ingesteld de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem
onderzoek met als hoofd prof. Dr. A.E. van Giffen. Een der
taken van deze dienst was vindplaatsen van oudheidkundig belang
duidelijk en overzichtelijk te registreren, zoals o.a. met het
oog op de te verwachten invoering ener monumentenwet nodig was.
Als een der wetenschappelijke assistenten van de nieuwe R.O.B.
had ik tot taak oudheidkundige vindplaatsen in Zeeland te re
gistreren en contact te houden met de daar werkzame Stichting
voor Bodemkartering. Om alle beschikbare gegevens niet alleen
in Zeeland, maar ook in andere provincies nauwkeurig centraal
te registreren, moest een verbeterd systeem opgezet worden.
Hierover hebben Van Giffen als vasthoudend hoofd van de R.O.B.
en ik als eigenwijs medewerker intens van gedachten gewisseld,
soms mondeling, meestal per brief. Ook als hij het helemaal
niet met mij eens was, waren zijn brieven toch altijd uiterst
hoffelijk. Bij alle zorg voor details hield hij toch steeds de
grote lijnen in het oog. Het was zijn wens dat een register
der terreinen aangevuld zou worden met een register van alle
in de bodem gevonden voorwerpen van oudheidkundig belang,
hetzij in openbaar of in particulier bezit. Het is nog steeds
niet gelukt zulk een "papieren museum" (zoals Van Giffen het
noemde) tot stand te brengen, maar voorzover het Zeeland be
treft, staat het op het programma der Federatie van Zeeuwse
Musea
Voor registratie en ter voorbereiding van oudheidkundig
bodemonderzoek waren dikwijls verkenningen ter plaatse nodig.
Van Giffen bezocht Walcheren en West-Zeeuwsch-Vlaanderen in
September 19^7 met mij. Nog zie ik hem in discussie met Ir J.
Bennema (Bodemkartering) bij dezelfde Hazenberg, die hij ook
in 1909 bezocht, gebogen over een profiel, waarin de afzetting