- 11 -
BRAMBACH, G. Corpus inscriptorum Hhenanarum, consilio et
auctoritate Societas Antiquariorum Rhenenare. Elberfeldae,
1867. Biz. 9-14.
BREMMER, J.N. Een Franse Nehalennia
Hermeneus 44 (1972/1973), 2, biz. 96-97.
BUDDINGH, D. Verhandeling over het Westland ter opheldering
der Loo-en, Woerden en Hoven, benevens den Natuurdienst der
Friesen en Batavieren. Leiden, 1844. Blz. 250-251.
COSSEE, E.H. Nehalennia en haar attributen. Leiden, 1973-
(Scriptie)
CRAMER-PEETERS, E. Deae Nehalennia.
Toeristenkampioen 34 (1971 )j 15> blz. 469 -470.
CRAMER-PEETERS, E. Frija - Isis - Nehalennia.
Amsterdammer Beitrage zur alteren Germanistik herausgegeben
von Cola Minis. Bnd 1 (1972), blz. 15-24.
CRAMER-PEETERS, E. Zur Deutung des Namens der Göttin Nehalen
nia. Amsterdammer Beitrage zur alteren Germanistik herausge
geben von Cola Minis. Bnd 1 (1972), blz. 1 -14.
DEAE NEHALENNIAE; gids bij de tentoonstelling Nehalennia, de
Zeeuwse godin, Zeeland in de Romeinse tijd, Romeinse monumen
ten uit de OosterscheldeMiddelburg/Leiden, 1971
DEKKER, C. Zuid-Beveland; de historische geografie en de in
stellingen van een Zeeuws eiland in de middeleeuwen. Assen,
1971Blz. 14 en 16.
DETTER, F. Nahanarvali.
Zeitschrift für deutsches Altertum und deutsche Literatur 31
(1887), blz. 208.
DEZUTTER, W.P. De godin Nehalennia en het Oera Linda Bok.
Zeeuws Tijdschrift 21 (1971), 4, blz. 134- 135-
