- 14 -
LOUWE KOOIJMANS, L.P. Oudheidkundige boomkorvisserij op de
Oosterschelde.
Westerheem XX (1971), 3, blz. 151-188.
MACH, E. Die germanische Himmelsgott; Festgabe Heinzel. Halle,
1898. Blz. 261.
MARTIN, J. la i-eligion des GauloisT. II. Paris, 1727-
MEYER, E.H. Mythologie der Germanen; gemeinfasslich darge-
stellt
Strassburg, 1903. Blz. 422.
MOKE, H.G. In MokeII.G. e.a. La Belgique monumentale histo-
rique et pittoresque. Bruxelles1844. T. I, blz. 11 -13.
MOLENGBAAFF, G.A.F. De daling van de bodem van Nederland.
Verhandelingen Kon. Akademie van Wetenschappen, afd. Wis- en
Natuurkunde, deel 18 (1909), 1e gedeelte, blz. (400) - (407).
MUCH, R. Die Germania des Tacitus. Heidelberg, 1937. Blz. 126-
354.
NAUMANN, H. Primitive GemeinschaftskulturJena, 1921. Blz. 11.
NINCK, M. Wodan und Germanischer SchacksalsglaubeJena, 1925-
Blz. 213.
NOHDEN, E. Die germanische Drgeschichte in Tacitus' Germania.
3. Abdr. Berlin, 1923. Blz. 285.
OUDHEIDMINNAAR, DE. De godin Nehalennia en onze oudste koop
handel.
De Koopman 5 (177^), 1-
OVAA, J. Het landschap van Zeeland in de romeinse tijd; voor
dracht gehouden op het Nehalennia-congres te Middelburg 18
juni 1971.
Archief; mededelingen, van het Kon. Zeeuwsch Genootschap der
'Wetenschappen 1971 Blz. 11 -21.
