- 18 -
Palingbrood -Goes (Maitland, 1896)
Geen van deze namen is te vinden in het Woordenboek der
Zeeuwse Dialecten.
De naam "palingbrood!i is als volgt te verklaren de vaak
knolvormige kolonies hebben een wat sponzige structuur en
bieden schuilplaats aan veel soorten vlokreeftjes en wormen.
Palingen zullen, op zoek naar voedsel, er nogal eens tussen
verblijven. Men dacht kennelijk dat de palingen de knollen
zelf aten.
(Xi De naam "sintels" lijkt me afgeleid te zijn van "zilte
steen". De sponzige knollen lijken weliswaar op sintels
maar gezien de andere namen "ziltensteen" en "siltensteen"
(en eventueel "zouteballen") lijkt een afleiding uit deze
namen waarschijnlijker. Op enkele plaatsen in Zeeland (Grote
Gat, Oostburg en KaaskenswaterZierikzee) zijn de kolonies
zeer uitgestrekt, er is sprake van een zekere rifvorming.
De naam "zinderplaat" (zilte plaat als analogie met zilte
steen) lijkt me dan ook zeer begrijpelijk. Zouterik ten
slotte duidt ook op de zoute eigenschap van deze knollen.
De naam zouterik is overigens ook in gebruik voor zeekraal,
de bekende Zeeuwse sehorreplant.
Graag zou ik van de lezers vernemen of er nog andere Zeeuwse
namen voor deze dierkolonies bestaan.
adres van de schrijver Krukweg 11, Wilhelminadorp
Geijtenbeek, G.A. van, 1875- Proeve eener Geologische Ver
handeling over de Provincie Zeeland (Diss, in aug.
Leiden). Koot blzjk.
Maitland, R.T., 1896. Zonderling dierlijk product Zoarium
ih de binnenwateren van Zeeland; Eschara lapidescens
van Baster. Tijdschr. Ned. Dierk. Ver. 5- (ser.nr. 2)
1 10 - l4.
Wilderom, M.H., 1968. Tussen afsluitdammen en deltadijken 3,
blz306 - 307
Zwerfmans, Barend, 1950. Onder Zeelands hoge hemel. blz.
105 - 106.