-29-
Op Pieter Paul us was de keus gevallen als geboren Zeeuwsch
Vlaming (Axel 1750). Men nam dus aan dat hij met het aldaar
gesproken dialect vertrouwd was, dat, evenals andere streek
talen van Staats-Vlaanderen als "Vlaamsch" werd beschouwd.
Kon de "voorraad vlaamsche woorden," bijeengebracht door de
ongenoemde vriend van Van Iperen, inderdaad in het Land van
Axel worden gel oca 1iseerddan was deze bijdrage uit een zo
afgelegen streek binnen 's lands grenzen de aandacht der sa
menstellers van het "Algemeen Woordenboek der Nederlandsche
Tale" zeker ten volle waardl Of Paulus zélf zich zo compe
tent achtte in de tongval van zijn geboortestreek mag in
tussen worden betwijfeld. Sinds zijn achtste jaar had hij
zijn opvoeding genoten op kostscholen buiten zijn geboorte
streek, had in Utrecht en Leiden gestudeerd en zich daarop
als advocaat in Den Haag gevestigd. Het onderwerp van zijn
proefschrift: "de verdediging van de leenroerigheid der
Zeeuwse eilanden Bew. Schelde aan Vlaanderen had met de volks
taal van zijn geboortestreek niets te maken. Over bewerking
door Paulus van Van I peren's inzending is dan ook in de Han
delingen niets vermeld, ook niet nadat hij, drie jaar later
nogmaals in dezelfde functie is benoemd. Anders bij Kluit,
al was van hem als niet-zeeuw, ondanks zijn bestudering van
zeeuwse en vlaamse archieven, nauwelijks méér te verwachten.
Tussen 1778 en 1781 werd door hem een Verzameling woorden op
Walcheren in gebruik, samengesteld die ongetwijfeld verband
houdt met de bestudering van Van Iperen's inzending. In het
verslag van de secretaris der woordenboek-commissie (Handel.
1781, blz. 6) worden beide verzamelingen in nauw verband ge
noemd en ze zijn verder gezamelijk behandeld. In datzelfde
jaar wordt bovendien overgegaan tot de benoeming van een
derde medewerker: ds. Johan Willem te Water, die zowel t.a.v.
het Axelse als het Walcherse dialect kon geacht worden in
derdaad competent te zijn. Hij was, evenals Paulus, wiens
aandeel een wassen neus bleek te zijn, een geboren Land- van-
Axelaar (Zaamslag 17^0); na zijn studie in Zeeland terugge
keerd, was hij sinds 1763 op Walcheren woonachtig; stond
eerst in Veere, daarna in Vlissingen en, sinds 1769, in
Middelburg, waar hij evenals Kluit aan de Illustere Schole
is verbonden. Het is zeker niet onaannemelijk, dat laatst
genoemde zijn collega en vriend, die bovendien tot de beste
vrienden van Van Iperen had behoord, over zijn moeilijke op
dracht had geraadpleegd: zowel voor het localiseren van de