-3b- tachtigjarige mr. J.H. Hoeuff 7) in de derde af 1van Taalk. Mag. (Taalk. Aantekeningen III biz. 2^7-256). Hij spreekt welwillend van een "niet onbelangrijk stukje", waarin hij wel enkele woorden heeft gevonden "welke in andere gewesten van ons vaderland, of in het geheel niet of uiterst zeld zaam gebezigd worden", maar meent toch dat Sifflé over het geheel in dit opzicht tekort schiet. Dit geeft hem de gele genheid, kwasi ter aanmoediging van zijn jonge collega, een eigen aanvulling te geven van Zeeuwse woorden, die hij "schoon geen Zeeuw van geboorte zijnde" door verkeer met "vele vrienden, ingezetenen uit de beschaafde stand in Zee land", heeft horen gebruiken. Zijn voorbeelden geven wel een merkwaardige kijk op het sterk dialectisch getinte taal gebruik van beschaafde Zeeuwen omstreeks 1830. 8) Het geheel is voorzien van etymologisch en vergelijkend commentaar. Over de zeeuwse klanken, zoals bij Sifflé's gegeven ook bij Hoeufft geen woord. Na de publicatie van Over het Zeeuwsch Taa1 ei gen heeft Sifflé, misschien ontmoedigd door de ont vangst ervan in Taalk. Mag., zich niet meer op het gebied van het dialectonderzoek begeven. 9) Voor de latere dilet tant-taalvorsers wordt het een werk van gezag, waarop ze voortbouwen, al komt er kritiek in bepaalde opzichten. Dit laatste geldt vooral het standpunt van Sifflé t.a.v. de tong vallen in Zeeuwsch-Vlaanderenblijkend uit de slotzin van zijn artikel: "Tenslotte zij nog opgemerkt, dat hier alleen van het Zeeuwsch op de eilanden gehandeld wordt; want in Zeeuwsch-Vlaanderen spreekt men een enigzins naar den Zeeuw- schen tongval overhellend Vlaamsch". 7) zijn Proeve van Bredaasch Taaleigen 1836) is nog niet vergeten. 8) genoemd zijn: baqqe=mand; bekennen=kennenerkennen; be- 1etten= opletten; cr ieerder=afs1aqeromroeper; delver= meekrapdel ver; huvewaqen= boerenwagen; i vel (lees ival ongemak, door H. verklaard als euvel); jonge knecht=vri j- gezel; peqel=pe iI hoogternerk) 9) pi aten=schol1 en(vi ssen)

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1975 | | pagina 35