-26-
streektalen zal groeien.
In het onderstaande heb ik getracht de plaats te bepalen,
die de Zeeuwen tijdens de meest typisch-di1ettantische pe
riode van omstreeks 1835"1875 in deze ontwikkeling hebben
ingenomen. Waarbij tevens aan de dag komt uit welke uiteen
lopende beroepen en bedieningen de zeeuwse taalvorsers - uit-
liefhebberij voortkwamen en hoe deze achtergronden niet zei
den een persoonlijke noot aan hun publicaties hebben gege
ven en karakter en groei van het onderzoek hebben beïnvloed.
De Nederlander van ontwikkeling van omstreeks 1830 toont
niet slechts voor de "Vadertandsche Letteren," maar evenzeer
voor de "Taalkunde" een opvallende belangstelling, die nauw
verband houdt met de eisen, die aan "zuiver Nederlandsch"
dienen te worden gesteld; allerlei kwesties van stijl, taal
en spelling hebben de aandacht, ver buiten de kringen der
vakmensen. Van een tijdschrift als Taalkundig Nagazijn onder
de redactie van de uitgever-taalkundige A. de Jager gaat in
het begin der dertiger jaren het plan uit tot een groot
scheepse onderneming: het bijeen brengen van "bouwstoffen
voor een vol ledig Nederduitsch Taalkundig Woordenboek." De
vereiste "volledigheid" zal in zonderheid worden bevorderd"
door het opnemen van gewestelijke of plaatselijke woorden
en uitdrukkingen en van zgn. "kunstwoorden" (=vaktermen)
door de lezers verzameld. Lijsten van zulke plaatselijke,
"elders onverstaanbare" (d.i. ongebruikelijk) termen zullen
bij opname in Taalkundig Magazijn op hun waarde als "bouw
stoffen" door deskundigen worden getoetst. (Voorberigt Taalk.
Mag. eerste stuk biz. iv)1)
1) Dit Voorberigt is gedateerd Nov. 1833; de daarbij aan
sluitende eerste aflevering, waarin een "proeve van het door
mij bedoelde werk" is opgenomen(blzIll) zal in de loop van
1834 het licht hebben gezien. Terwijl enerzijds deze opzet
van De Jager het zoeken van gewestelijke "curiositeiten" in
de hand heeft gewerkt, heeft het aan de andere kant de regi
onale belangstelling voor de streektalen helpen bevorderen,
waaruit na een groeiperiode van bijna een eeuw het weten
schappelijk dialectonderzoek tot volle ontwikkeling kon komen.
Nieuw was De Jager's plan niet: het bouwt voort op een ini
tiatief van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te
l-e i den i n de zeventiger jaren van de 18e eeuw:"tot het ver-