-2k-
toestand onder graaf Floris V (1256-1296), als Zeeuwse adel
collectief partij kiest voor de Vlaamse graaf. Tegen het
gewoonterecht in, eisen de Zeeuwse edelen dat de lenen bij
vererving niet meer gesplitst zouden worden en verdeeld
over alle zonen van de leenman, maar ongedeeld op de oudste
overgingen. Dat wordt dwingend opgelegd aan Floris V, die
zich daar voorlopig in moet schikken (1290). Guij van Vlaan
deren was al enige tijd behoorlijk ontstemd over de streek,
die Floris V hem geleverd had tijdens de Limburgse Succes
sieoorlog, toen de laatste in 1286 zijn opponent in verle
genheid bracht door Rudolf van Halsburg als leenheer te er
kennen. Dit vrij willekeurige optreden bracht in maart 1289
de Zeeuwse adel ertoe een dankbaar gebruik te maken van de
heersende spanning tussen graaf Floris en Guij door aan
de laatste hulde en "manschap" te beloven: dus eigenlijk
een erkenning van Guij als leenheer. Hun motieven: Graaf
Floris, wie ze wettelijk leenhulde moesten bewijzenwei
gert de inbreuken op 's lands oude costumen" te herstellen.
Wat belet hun dan in deze situatie hun graaf afvallig te
worden? In 1290 kwam het tot een openlijke oorlog. Middel
burg werd belegerd. Jan I van Brabant wist een samenkomst
in Biervliet te organiseren, waar Floris V onverhoeds door
Guij, die ook zijn schoonvader was, werd gevangen gezet.
Er bleef Floris niets anders over dan zich gewillig te
schikken in de eisen van Guij.
1. De Roomskoning niet meer als leenheer te erkennen, maar
de graaf van Vlaanderen, zoals vanouds gebruikelijk was.
2. Een nieuwe keur voor de be i de delen van Zeeland, waarin
o.a. de splitsbaarheid der lenen werd opgeheven.
Kort daarna verzoenden de Zeeuwse edelen zich met hun
graaf op 12 juni 1290. [k)
In een van de artikelen van de nieuwe keur werd boven
dien bepaald dat bij ontstentenis van een manlijke erf
genaam, de dochter of anders de naaste verwant het leen
zou kunnen lossen, zodat het niet, tenzij bij gebrek aan
verwanten die willen lossen, automatisch aan de graaf
verbleef
Dat is een heel duidelijke poging van de Zeeuwse adel om
eigen macht tegenover die van de graaf te versterken.
Na een gedeeltelijke opstand van de Zeeuwen duurde het
tot 1 mei 1296, voordat de laatste oproerlingen n.l.