-41- is hem fataal geworden. Hij wilde optreden als een graaf, maar werd niet algemeen als zodanig erkend, omdat Holland hem in de eerste plaats als vertegenwoordiger van de Zeeuw se adel bleef zien en hij uit veiligheidsoverwegingen zijn achterban, ook economisch te veel moest bevoorrechten. Wolferst buitenlandse politiek staat op zeer hoog peil. Hij weet, zonder in ernstige moeilijkheden met Frankrijk te komen, de Vlaamse graaf tot een regeling van de kwestie Zeeland bewesten Schelde te brengen en neemt zelf een ta melijk onafhankelijke positie in. Daarbij brengt hij de Zeeuwse ballingen in Vlaanderen in een moeilijke positie. Als Jan van Avesnes, na de dood van Wolfert van Borsselen, namens de graaf gaat optreden, gaat de Zeeuwse adel, samen met de ballingen practisch eensgezind tegen deze ageren, vooral als de Henegouwer de jong gestorven graaf Jan I in november 1299 opvolgt. De pogingen van Witte van Haemstede zijn bij voorbaat al tot mislukking gedoemd, aangezien deze natuurlijk onder geen enkel beding steun wil ont vangen van vroegere "moordenaars" van zijn vader. Met het oog op hun rechtspositie als ambachtsheer hebben de edelen weinig goeds te verwachten van een machtige graaf. Slechts een enkele malcontent, als Jan van Kruiningen, en enkele andere minder belangrijke heren in Zuid-Beveland, verwachten verbetering van hun positie en steunen Jan van Avesnes. We kunnen aannemen - als we de bronnen juist geïnterpre teerd hebben - dat deze Jan, teleurgesteld door de tegen slagen van de Avesnes in hun strijd o.a. tegen de Vlamingen, toch nog naar de laatst genoemde overloopt. Zijn poging om na Renesse en van Borsselen als machtigste ambachtsheer in Zuid-Beveland meer op de voorgrond te komen, is mislukt. NOTEN_BEHQRENDE_BIJ_HET_ARTIKEL REACTIES_VAN_DE_ZEEUWSE_ADEL_OP_DE_DOOD_VAN FLQRI^V^ 1. Zie Pols "Graaf Jan I; Obreen "De eerste jaren". 2. Sabbe De Avesnes en Dampierres". 3. Dekker "Zuid-Beveland" p.400. 4. Fruin "De 1eenregisters"p. 29 e.v. 5. Peeters "De Rijmkroniek" passim.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1975 | | pagina 41