-13- DE THOOLSE MENWAGEN I I Mevrouw Mol - Geluk, St. Annaland, die voor haar bijdrage haar dorpsgenoot Johan van de Repe heeft geraadpleegd, tekent daarin van verscheidene onderdelen de namen aan, die tot nu toe niet zijn genoemd: dommennaafdoppen van de wielen; de ijzeren prange en val le op de neuze ter bevestiging van de waegenzwienge op de diesselboam; de schaerbout, die dwars door t schaer en de daarin gestoken diesselboam gaat. Ook kent de Thoolse wagen, achter de koppelbout, die de achterérmen met de 1angwaegen verbindt de zgn. zorgli nze (als zurg1i nze ook door Fraanje genoemd (zie overzicht blz.5). Het is een spie met brede kop door de 1angwaegen, die zorgt dat dat het achterstel niet afschuift. In verband met het hooimennen noemt mevr. Mol: de hek: voorladder, die "tegen de bak" gepleatst wordt. Is het voer hooi geladen, dan wordt het uiteinde van de poengerboam onder de (bovenste) sport van "de hek" gestoken, de boam wordt over het voer gelegd en d.m.v. poengertouwe en katrollen vast gesjord. Hier speelt een jeugdherinnering mee aan de pret en spanning, die dit mee bracht, als zij schrijft: "De kinderen vonden het prachtig als ze mochten helpen, vooral als het touw iets naar boven dreigde te gaan. Was de poengertouwe niet sterk genoeg, dan kon de poengerboam naar beneden komen en dan kon het ergste gebeuren." (Voor volledige opgave zie ook overzicht termen Thoolse en Schouwse wagen). III. De Opbouw van de Thoolse menwagen uit de olmen en essen van het eiland. St.Maartensdijk-A.P. Bil. Deze bijdrage, die ons de bouw van de menwagen "van de grond af" toont is van A.P. Bil, geboren te St. Maartensdijk, jarenlang medewerker aan het Zeeuws V/oordenboek. Als wagenmakerszoon kent hij het ambacht op zijn duimpje, al zou hij zelf bij het onderwijs gaan. Puttend uit zijn jeugdherinneringen van omstreeks 1900 geeft hij een levendig beeld van de tijd, toen de voornaamste grondstof de olmenboom, die op het eiland nog volop aanwe zig was. Op de dijken groeiden ze, meestal in vier rijen, twee op de kruin en twee op de hellingen. En ook op de hofsteden waren de erven veel met olmen beplant, met daartussen een enkele es, eveneens onmisbaar voor de wagenmaker. Aan de koop van de benodigde stammen ging het "meten" vooraf: de keuze op lengte, dikte en kwaliteit, waarbij hij als kleine jongen met vader Cornel is Bil meemocht.

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1976 | | pagina 13