-3-
R0NpgM_DE_MippELBURGSE_HAVEN_IN_pE_18e_EEyW_1
Middelburg had in de 17e en 18e eeuw, in tegenstelling tot de voorafgaande middeleeuwse
periode (1), een eigen aktieve handel. Er waren kantoren gevestigd van de Verenigde
Oostindische Compagnie (het Oostindische Huis aan de Rotterdamsekaai(2), de West-
indische Compagnie (met haar kamer in de Lange Delft), de Middelburgsche Commercie
Compagnie en van diverse particuliere reders. Voorts zetelde de admiraliteit van Zee
land te Middelburg en waren er verscheidene scheepswerven. Het ging de stad goed. Als
stille getuigen van die welvaart staan thans nog de vele fraaie herenhuizen aan de
kaaien en elders in de stad.
Hoewel de handel dus aanvankelijk een hoge vlucht nam (Middelburg was in de eerste
helft van de 17e eeuw een tijdlang de tweede havenstad der Republiek), zette in de
18e eeuw het verval in. Met name in het laatste kwart dier eeuw vond een snelle econo
mische verslechtering plaats. Ter illustratie: in april 1704, tijdens de Spaanse
Successieoorlog, voeren niet minder dan 22 schepen uit "ter vrije nering" (kaapvaart)
(3), hierbij zijn dus niet eens de normale handelsschepen gerekend. In 1780 voeren
slechts 18 handelsschepen uit en liepen 23 vaartuigen de haven binnen (4). Tussen 1730
en 1807 werden 84 schepen te Middelburg gebouwd, waarvan slechts 7 in de periode 1778—
1792 van stapel liepen (5). De bevolking daalde van een 25.000 zielen in 1700 tot ruim
20.000 in 1798.
Waarmee had een schip dat in de 18e eeuw de Middelburgse haven wilde binnenlopen zoal
te maken? We willen trachten dat hieronder kort uiteen te zetten, waarna we enige
fragmenten uit een 18e eeuws scheepsjournaal laten volgen die betrekking hebben op
binnenkomst in en vertrek uit de haven.
Met gunstige wind en gunstig tij kwamen de (koopvaardijschepen de Scheldemond binnen
varen. Om veilig door de verraderlijke Westerschelde te komen maakte men gebruik van
loodsen. Dit konden Blankenberger vissers zijn of andere zeelieden die zich verhuurden
(6). Hoewel het loodswezen voor de Franse Tijd niet landelijk geregeld was (7) waren
er al wel stedelijke loodsen. De Middelburgse magistraat besloot in 1602 een schuit te
laten maken om "de scheepen uijt Zee vallende gevoeglijk uijt en in te brengen" (8).
Het Reglement op de Lootsluyden uit 1715 (9) vermeldt "de aangestelde en aan te stellen
lootsluyden, zullen in aller manieren de Kooplieden en Schippers vlytïg en beleeft ten
dienste staan, om met alle Dag WatergetydenWeer en Wind toelatende, op hun bevel
zoodanige Schepen van dese Stad na Welsingen, 't Vlakke en voor Vlissingen, of van daar
na dese Stad op te brengen". Iedere dag moesten twee loodsen aanwezig zijn in het
loodshuisje bij het fort Rammekens ter waarneming en bediening der inkomende schepen.
Als ze zich in het huisje bevonden moest daarvan een blauw vlaggetje waaien.
Het schip voer dus o.l.v. een stadsloods het zgn. Kanaal van Welsinge in (het water dat
Walcheren en St.Joosland van elkaar scheidde). Van Rammekens tot de Middelburgse haven
werden de schepen door paarden getrokken. Het Reglement op de Trekkers van Middelburg
en Rammekens (1738) (10) bepaalde dat schepen zonder loodsen niet getrokken mochten
worden en dat schepen die van Middelburg naar Rammekens voeren alleen door trekkers van
de stad en dat vaartuigen die van Rammekens naar Middelburg gingen alleen door trekkers
van Rammekens getrokken mochten worden.
Voordat het schip nu de haven (11) binnenliep kon het eventueel nog "ballast schieten"
(uitladenjEr was een speciaal ballast- of zandschuitvaardersgi1 de. Dit gilde kende,
evenals de andere gilden, een strenge reglementering, zo lezen we in een ordonnantie
uit 1738: "Soo wien des Sondaags op sijn voordeel uytvaart sonder nood of om een ander
over te slaan, sal verbeuren 20 Schellingen Vlaams" (12).
Eindelijk kon het schip nu de stad binnenvaren en een ligplaats kiezen. De tocht van
Rammekens naar de Middelburgse haven duurde ongeveer een uur (13).
De bemanning werd uitbetaald en afgedankt en de kapitein kon in zijn journaal schrijven
"God zij gedankt voor de behouden reis".
Het archief van de gemeente Middelburg is in het bezit van een 18e eeuws scheepsjoui
naai, nr. 36a, formaat 31,7 x 20,4 cm., 324 blz. Nu is dit op zich geenszins uniek, er
zijn talloze schepen geweest en ongetwijfeld zullen vele oude scheepsjournalen de storm
der tijden doorstaan hebben (zie o.a.: archief Commercie Compagnie, Rijksarchief Zee
land). Toch leek het zinvol een transcriptie te maken van die delen van het journaal
die betrekking hebben op vertrek en aankomst van het schip te Middelburg.
Het voorgaande krijgt ons inziens daardoor wat meer reliëf.