MEDEDELINGEN_VAN_HET_BESTUUR_VAN_DE_WERKGROEP HISTORIE EN_ARCHEOLOGIE_1
In de zomer van 1976 heeft het Bestuur van de Werkgroep bij het Algemeen Bestuur, van
het Genootschap een nota ingediend over de verzamelingen van het Genootschap. Dit
naar aanleiding van de geringe verbetering die na het rapport van de commissie Van
Leeuwen is opgetreden. Het Bestuur van de Werkgroep was van mening dat het beter zou
zijn het beleid betreffende de verzamelingen in zijn totaliteit aan de orde te stel
len, dan steeds voor detailzaken de aandacht te moeten vragen. De inhoud van de nota
is als volgt:
Aan het algemeen bestuur van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen.
Zoals het Algemeen Bestuur van het Genootschap bekend zal zijn, streeft de werkgroep
historie en archeologie van het Genootschap niet alleen naar de verbreiding van ge-'
schiedkundige kennis en onderzoek van historische bronnen, maar rekent zij het ook
tot haar taak zorg te dragen voor dit bronnenmateriaal door het behoud, de conserve
ring en de toegankelijkheid daarvan na te streven. In dit schrijven willen wij vanuit
deze taakstelling aandacht vragen voor de historische verzameling die het Genootschap
In de loop van de tijd heeft verworven. De werkgroep meent dat het beleid en de be
sluitvorming ten aanzien van deze verzameling niet steeds ideaal zijn geweest. Door
de vertegenwoordigers van de werkgroep in Uw bestuur zijn de afgelopen jaren vaak sug
gesties gedaan om tot verbetering te komen. Aangezien het ons beter voorkomt de zaak
éénmaal in zijn totaliteit naar voren te brengen dan van tijd tot tijd voor details
de aandacht te vragen, heeft het bestuur van de werkgroep besloten het algemeen be
stuur een nota over de verzamelingen voor te leggen met een aantal suggesties tot ver
betering. Voor een goed begrip van ons betoog willen wij eerst in het kort de totstand
koming van de verzamelingen memoreren om daarna de balans van de huidige stand van za
ken op te maken
De verzamelingen van het Genootschap zijn ontstaan uit de wetenschap-beoefening die
het Genootschap zich van het begin af aan ten doel heeft gesteld. Aangezien men zich
in het verleden vooral met de natuurwetenschappen bezig hield, werden in de eerste pe
riode met name voorwerpen op het terrein van deze wetenschappen verworven; preparaten
van planten en dieren, schelpen etc. De boekenverzameling had van meet af aan een
meer algemeen karakter.
Eerst in de 19e eeuw, toen de algemene wetenschapsbeoefening steeds meer plaats be
gon te maken voor onderzoek naar de geschiedenis van Zeeland, kreeg de verzameling
meer een oudheidkundig karakter. Tal van historische voorwerpen, handschriften en
archivalia werden geschonken of aangekocht door het Genootschap zelf. Het hoogtepunt
van deze ontwikkeling ligt in de tweede helft van de 19e eeuw. Zo werd in 1863 de
topografische verzameling J. Verheye van Citters verworven, die de grondslag werd van
de huidige Zelandia illustrata. Had de eerste helft van de 19e eeuw voor Zeeland nog
een statisch karakter, de tweede helft van die eeuw bracht grote veranderingen. Grote
openbare werken vaagden stadsgedeelten weg, de patriciërsklasse stierf allengs uit of
trok weg en een toenemende mechanisatie gaf een versnelde doorstroming van gebruiks
voorwerpen. Als gevolg van deze ontwikkeling dreigden vele specifiek Zeeuwse zaken
verloren te gaan. De toenmalige conservator van de verzameling, Frederik Nagtglas,
zag dit gevaar in en zette in 1880 een actie op touw tot het verzamelen van voorwerpen
van oudheidkundige en kunsthistorische waarde met betrekking tot Zeeland; een actie
die spoedig een omvangrijke verzameling "Zelandica" tot resultaat had. Een grote sti
mulans was verder de vorstelijke schenking van het pand Wagenaarstraatdoor mr.
G.N. de Stoppelaar, zodat nu ook een behoorlijke huisvesting van de verzameling moge
lijk was. Niet alleen de verkregen ruimte was een winstpunt, ook de fraaie interieurs
waren een verrijking. De verzameling kwam door zijn karakter van "kabinet van zeldzaam
heden", zoals de rijke 18e eeuwse regenten bezaten, uitstekend in dit l8e eeuwse pa
triciërshuis tot recht.
Vanaf dit moment was er een meer systematische verzorging van de collecties. Er werden
inventarissen vervaardigd van de diverse onderdelen van de verzameling. Conservatores
werden benoemd voor het beheer en verdere completering van deze onderdelen. Zij brach
ten jaarlijks rapport uit aan het bestuur van het Genootschap. Hiermee was een nieuwe
voorwaarde voor de bloei van de verzameling geschapen, leder deelgebied was aan een
deskundige toevertrouwd, die nauwlettend de mogelijkheid tot het verkrijgen van aan
winsten in het oog kon houden. Deze nieuwe organisatie had ook zijn effect op de