v:x
V V.
Éss.V.-._L
1639 op het Recife arriveerde. In directe zin vernemen we omtrent Golijath na 1638 niets
tot 1642. In dat laatste jaar verschijnt hij op een in eerste instantie vreemde plaats,
namelijk in Algiers. Golijath is hier beland na zijn gevangenneming door de Turken,
die het schip kaapten waarmee hij op weg was naar Lissabon. In 1641 had Portugal zich
namelijk los weten te maken van Spanje en samen met de Portugese Pater de Vilhena was
Golijath als afgezant van de Westindische Compagnie en Johan Maurits op weg naar Por
tugal om daar de kroning van Joao IV bij te wonen.
Vanuit Algiers schrijft Golijath op 12 januari en 12 februari 1642 brieven aan Maurits
waarin hij verslag doet over zijn gevangenname en de situatie waarin hij verkeert(9)-
In zijn tweede brief is hij optimistisch gestemd spoedig vrijgelaten te worden, aan
gezien hij vriendschap heeft kunnen sluiten met de Turk Hameth Achomet die hem goed
gezind is omdat hij door bemiddeling van Maurits kort daarvoor paarden heeft kunnen
kopen in Holland. Dit contact maakt het Golijath waarschijnlijk reeds in datzelfde
jaar mogelijk Holland te bereiken en vervolgens naar Brazilië terug te keren. Intus
sen maakt Golijath van de gelegenheid gebruik de situatie en sterkte van Algiers te
beschrijven, een berucht kapersbolwerk en bedreiging voor de Levantse handel, en voegt
aan zijn laatste brief een door hemzelf getekende plattegrond toe van de stad waarbij
hij speciaal de fortificaties accentueert (Afb.4).
In zijn brieven schrijft Golijath ook over berichten die hem ter ore zijn gekomen be
treffende een aanval van "Houtebeen" op Angola (bedoeld wordt admiraal Cornel is Corne-
lisz. Jol, alias Houtebeen) (10). Deze aanval verbaast hem nogal aangezien hij in de
veronderstelling verkeerde dat een aanval zou worden ondernomen op de Spaanse bezittin
gen in West-lndië, in verband met de op handen zijnde vrede met Portugal. De bevreem
ding van Golijath is begrijpelijk; in Brazilië en in Holland werd de opstand van Por
tugal met vreugde begroet en dit zou al spoedig resulteren in vrede met Portugal. De
Westindische Compagnie kon echter niet onverdeeld gelukkig zijn met deze plotselinge
ontwikkeling; de Compagnie was juist in deze tijd in de persoon van Maurits met alle
kracht bezig de positie aan beide zijden van de Zuid-Atlantische Oceaan te versterken.
Het gevoel van onvrede bij de Compagnie werd door Maurits uitstekend aangevoeld en
toen de ratificatie van de vrede op zich liet wachten, maakte hij handig van de si-