De gevolgen van het toegeven aan de lust om steeds de tong te strelen omschrijft Cats kort en bondig in het gezegde "Wie taerten eet den gantschen dagh, maecht dat hy niet meer taerten magh."(42) Het genot van marsepein uit een porceleinen schaaltje, frans gebak, taarten, vlaaien en suikergoed, waarmee de jeugd wordt overbelast is betrekkelijk.(43) Wie van jongsaf zich het snoepen aanwendde gaat etend zonder eind al kauwend door net huis. Interesse voor de gewone, voedzame maaltijd is er niet meer. Op de tijd van het noenmaal is de tere maag, die slecht spijzen verdraagt, stof tot een niet al te vrolijk gesprek.(44) De klachten over gezondheid, die te wensen overlaat zijn echter gering in vergelijking met de veel voorkomende gewoonte dat de vrouw des huizes duidelijk laat merken dat zij bezoek volstrekt niet op prijs stelt, de gasten van haar man bijna de deur uitkijkt en wel weigert mee aan te zitten aan de maaltijd.(45) Dienstpersoneel dat van alle kanten gerechten aandraagt is van weinig baat, als de vrouw maar treurig aan de haard blijft zitten. Ook bij min of meer feestelijke gelegenheden als het ontvangen van gasten is er wrevel, ontevredenheid en nonchalance wat betreft het treffen van voorzieningen om een bezoek te laten slagen.(46) Hoe mooi het huis ook zijn mag, ruw en ordinair kan het optreden tegen het personeel zijn. Bron van ellende, een ware hoofdzweer, is het huisraad, dat ook nu nog als prachtig antiek hoog aangeslagen wordt. Ongelukken met ragfijn Venetiaans glaswerk, met teer porcelein, lak- en aardewerk maken het mooie huis te klein. Door het tieren en razen raakt alles in rep en roer, vechtpartijen lijken niet uitgesloten. De "pop" van de straat is hier een ware furie.(47) Bezeten door woede om het verloren gaan van kostbaarheden koelt zij op iedereen haar drift. Echtgenoot en zuigeling, voor wie rust van het grootste belang is, zijn mede de dupe.(48) Zij, die in hun praat een papegaai kunnen zijn, in hun gewaad een pauw, in hun eten een ooievaar en in hun lopen een gans zijn in hun mond vaak uitermate grof.(49) "Hoer" en "vuile teef" zijn voor dienstboden geen ongewone scheldwoorden.(50) Om een wissewasje, om een strootje, dat in de weg ligt kan men al ongemeen hevig uitvaren.(51) Gekijf is er ook buitenshuis als een "deftig wijf" lui de stinkende goot of een niet geschrobde stoep van buurlui aan commentaar onderwerpt.(52) De zeventiende eeuwse schilderijen met liefelijke en vredige familie-toneeltjes in een kraakheldere omgeving tonen slechts een deel van de werkelijkheid.(53) Plomp en weinig wellevend, zoals in de maatschappij, waar men met grote heren beter maar geen kersen kan eten en geen enkel mens ooit om andermans zeer hinkt, waar ezels altijd ezels blijven en op schoppen moeten rekenen, gaat het ook vaak in de gezinnen toe.(54) Als een memento mori klinkt echter het "Heden koop-man, Morgen loop-man".(55) Ineens kan men tot bittere armoede vervallen.(56) Uiteindelijk kan alles in zijn tegendeel omslaan. Dikwijls vermaant Cats de ouders toch vooral op de kinderen te letten. De pracht en praal kankeren in. Zoals de moeder is, worden de dochters.(57) Bedenkelijk is het toegeven aan het zalig niets doen. Van het maar laten lanterfanten heet het dat mensen, die geen koren op hun land zaaien er volstrekt zeker van kunnen zijn dat zij later distels zullen maaien.(58) Wat er ook gebeurt regel is dan een zoon zijn vader nadoet en dat een dochter de gang van haar moeder gaat en wel haar hele leven lang.(59) Opvliegendheid en pronkzucht moet men niet dulden.(60) Het zijn kwade vonken. De gebreken van de jeugd zijn echter in de regel de gebreken van de ouders.(61) Verkeerd gebruik van de rijkdom veroorzaakt diepe geestelijke armoe. "VADER CATS" Breed uitgemeten treft men bij Cats de feilen en tekortkomingen van de regenten. Voor het nageslacht lijkt het of de dichter al waarschuwt voor practijken, die typerend zijn vooi de eeuw na hem. Arrogantie, verveling, gebrek aan initiatief, verwekelijking en wat dies meer zij is er ook al in de zeventiende eeuw. Patriciërs als Cats, die zelf nog te paard zitten en bij opkomende vloed een wijde baai durven oversteken met risico om in zee of in het slik om te komen zijn er kennelijk niet zo veel meer.(62) Voorbeeld voor de rijken zijn mensen van mindere stand, die tamelijk zware lichamelijke arbeid kunnen verrichten. De landman, die even zijn ploeg in de steek laat en de 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1978 | | pagina 56