Van den Broecke buitengewoon belangwekkend materiaal ter tafel. Uit de reeksen op blz.15 (m.b.t.het dialect in zijn geheel) en op blz.24/25 (m.b.t.Eede) blijkt overduidelijkdat vrij veel verleden tijden op -ehe eindigen (bijv.erfdehe "erfde", oórdehe "hoorde"),in Eede zelfs in overwegende mate. Jacobs,Westvlaams 288,zegt van dit type verleden-tijdsvor men "geen oude voorbeelden" te hebben aangetroffen. Dit houdt in dat deze werkwoordsvormen in het Westvlaams naar alle waarschijnlijkheid jong zijn,in elk geval niet ouder dan eind 19e,begin 20e eeuw.Bovendien kan uit het veelvuldig voorkomen van deze vormen in het met Westvlaams verwante Westzeeuwsvlaams de conclusie getrokken worden dat ze grensoverschrijdend geweest zijn.Niet altijd is de rijks grens dus een taalgrenszoals mijn eerder genoemde vriend Van Coetsem een aantal jaren geleden betoogde. 5) In de reeks op blz.15 noemt de schrijfster ook een aantal verleden tijden op -ndezoals deugndedraog1nde en derg. Dit type is mij eveneens bekend uit mijn moedertaal van Schouwen-DuivelandIk heb ze in mijn proefschrift (Dial. Sch.-D.4647) geïnterpreteerd als vernieuwingen van niet meer begrepen oude taalvormen,t.w.de verleden tijden op -ede (kookedebakkede enz.).Als deze interpretatie ook voor West-Zeeuws-Vlaanderen opgaat,zijn van de hier bekende ver- leden-tijds-vormen zowel oorspronkelijk Vlaamse als die van Zeeuws karakter tamelijk jong.Voor Eede kan in dit opzicht opgemerkt worden,dat het in hoge mate een eenheid vormt met het Vlaamse gebied over de grens. Na amper 25 blz.blijkt al hoe rijk en overvloedig de bron is die mevr.Van den Broecke aangeboord heeft.Zo rijk en overvloedig,dat Uw verslaggever en commentator op geen stuk ken na kans ziet op alle belangwekkende details van dit voortreffelijke werk in te gaan,want dan zou ik het bestek van ons bulletin ver overschrijden.Ik wil mij dus tot slot bepalen tot enkele uitdrukkingen van het Westzeeuwsvlaams dialect,die naar mijn mening de bewogen geschiedenis van de streek in meer of minder sterke mate weerspiegelen. Ten eerste de taalinbreng van de om hun geloof in 1733 ge vluchte SalzburgersDe schrijfster vermeldt dit feit op blz.156 en noemt daar enkele uitdrukkingen in het dialect, 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1979 | | pagina 9