ten,maar dan plotselingeen grote klap.De haas is gered,want
hij is onder een plank doorgeschoten en de wezel botste met
dodelijke vaart tegen de plank.
"Jie bint 'r an",zegt Krijn."Mé 't is je eigen schuld.Jie wot
den aes doead maeke,en noe is 't joe doead.Dat ekken ei den
aes ered en 't was voe joe de gallege"(214)
's Avonds brengt hij het pelsje van de wezel bij de jachtop
ziener die er wat geld voor geeft.
In de ruim driehonderd pagina's bouwt Nijsse een beeld op
van een Zeeuws dorpje rondom de eeuwwisselingeen vredige
statische maatschappij met tevreden mensen.Naast de waarde
volle dialectische gegevens die we in de directe reden tegen
komen,geeft hij veel informatie over oude ambachten en bijna
uitgestorven beroepen.Nooit eentonigveel afwisseling en
soms zelfs grappig,zoals bijvoorbeeld over Piet die op Zater
dagavond bij de barbier zegt nadat deze een puistje heeft
opengesneden:"Niè,di kü je niks an doeé,mer ik zit er wee
mee,den ièlen Zondag".
Marinus Nijsse werd op 28 oktober 1904 te Wolphaartdijk ge
boren.Hij werkte als onderwijzer bij het openbaar onderwijs
te Koewacht en Wolphaartsdijk.In Hekelingen, 's Gravenpolder
en Middelburg was hij aan een christelijke school verbonden.
Bovendien was hij medewerker van het blad "Eilandennieuws"
en maakte hij zich nuttig als vertaler bij het Smytegelt-
fonds.Door zijn eenvoudige,vaak bijzonder aansprekende ge
dichten, verwierf hij blijvende bekendheid.Een aantal van
zijn gedichten is gebundeld in "Eerstelingen""Gelezen aren",
"De Levensgang" en "De Alpha en de Omega".Hij stierf op 5
september 1978.
Marinus Nijsse: Mensen van het oude land. Uitgeverij Hoek
man,Goes,1978, 305 pagina's. Prijs 29,90.
R.W.
39