vrouw,waarna hij in 1688 tijdelijk is geschorst "om be- sondere goede redenen".Zo nu en dan waren er dus wel eens klachten over de meester,doch zonder hem kon men het ook niet stellen.Na het overlijden van meester de Buf kan de magistraat eerst na een lange vakantie voor de jeugd "die in 't wilde komen lopen" een nieuwe aanstellen. INSTRUCTIE VAN DE MEESTER De instructie van schoolmeester Carel de Ven van 1650 geeft meerdere bij zonderheden,zowel betreffende het schoolhouden als het onderwijs dat moest worden gegeven. De schooltijden waren lang n.l. van 8-11 en van 13-16 uur en 's zomers tot 17 uur en dit gedurende zes dagen per week.Alleen op de Christelijke feestdagen,biddagen en zondags was er geen school.In de instructie is ook aandacht besteed aan de laatkomers.Een instructie van 1757 leert ons,dat de meester bij ongeoorloofde afwezig heid moest zien zijn pupillen "tot hun pligt te brengen". Tweemaal per week mocht de meester verlof tot spelen ge ven, n.l. op woensdagmiddag na drie uur en zaterdag de gehele middag.De meester moest dan de school schoon maken. De overige artikelen zijn aan het leerprogramma gewijd: twee uren per week psalmen uit het hoofd leren en zingen, de zaterdagochtend werd aan de catechismus besteed en op woensdag werden twee uren besteed aan het leren van gebe den en de tien geboden.Verder leerde de meester zijn leerlingen lezen,schrijven en rekenen.De (leer)boeken moesten door de magistraat zijn goedgekeurd.De vrouw van de meester,"de matrese"leerde de meisjes naaien en "spellewercken"(kantklossen).Bij het uitgaan van de school moest de meester van de magistraat letten op de goede manieren van zijn pupillen,die eerbied moesten to nen aan diegenen die zij ontmoetten "naer dat de weer- dicheyt des persoenen sulcx vereyst".Volgens de instruc tie van 1757 moest hij ook nog zorgen dat de glazen en leien van de kerk niet werden kapot gegooid en boomgaar den werden geplunderd.Deze ruim honderd jaar latere in structie van 31 december 1757 deelt mee wat een school 35

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1979 | | pagina 37