Dialect uit 1739 Het komt niet vaak voor,dat er in archiefstukken hele passages in het dialect worden aangetroffen. Meestal beperken dialectuitingen zich tot bepaal de woorden en zinswendingen. (1) Een procesverbaal,dat in april 1739 te IJzendijke werd opgesteld geeft echter zoveel informatie,dat het interessant is deze integraal weer te geven. Wie de opsteller van het geheel is,is niet bekend. Gerechtsdienaar Andries Krol,die toen in IJzen dijke woonde,heeft het ondertekend,maar ook van deze man weten we verder niets.Wie zijn ouders waren,waar hij is geboren en opgroeide is alle maal onbekendEigenlijk is dit ook niet zoo belangrijkwant we weten immers niet met zeker heid of hij het verbaal heeft opgesteld. Wel is duidelijkdat de schrijfwijze van de woorden van dit verbaal afwijkt van de voorgaan de en volgende verbalen.Die bevatten weinig of geen dialectwoorden. Het betreft een boedelbeschrijving ten laste van Louis Wiemijls die in Sluis de gevangenismuren van binnen bekijkt. 1 Eerstelijk int voorhuijs. Een groote koopere ketel, een jssleetie met een Leuntie een houwe ijsere koek panne, een besem. In de keuken agter het voorhuijs. 5 Een alf blat van een taefel op een vleesblock gespickert, een wastobbe, een kleermand, een doofpot, twee siften, vier gelejerde borden en twee dito schootels, agt coffieschootelis en drij backtis soo gebroock als heele, een kambennetie, 10 een spigel, een paer muele en klompen, een kaffe hoofdpeulen, een witte deken een geblomde mantel, twee vrouwe hemden, een servette, twee gordinnen, twee rabattis, een schootsvel, een kapmessie, een 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1982 | | pagina 22