te mogen heffen om de poorten te maken en de vervallen wallen te herstellen in verband met een mogelijke aan val van zeeroversdie de lantsaeten en de ingesetenen dezer stede mochten beschadigen".Het werd toegestaan. Het stadsbestuur besloot ook een nieuwe stenen poort te laten maken met 3 voet(ca.lm) dikke muren. Dit werk werd op 27 mei 1622 aanbesteed.Ook het kort daarvoor doorgebroken dijkje(contrescarp) van de vest bij Keethil moest worden hersteld.De magistraat hecht te veel belang aan het goede en snelle verloop van de bouw van de poort en besloot daarom bij toerbeurt toezicht te houden.Zolang de arbeiders aan het werk waren,moest één der schepenen daar aanwezig zijn. Zijn afwezigheid zou met een boete van 10 schellingen worden bestraft.Vermoedelijk is toen de Oostpoort aan de Molenstraat/Molendijk in steen opgetrokken,die voordien van hout zal zijn geweest.Ook in 1623 werd aan de wallen en poorten gewerkt. Zeerovers Het doet merkwaardig aan dat op de Zeeuwse binnenwate ren zeerovers opereerden.Ook vóór het Twaalfjarig Be stand werd te St.Maartensdijk rekening gehouden met mogelijke aanvallen van zeerovers.Vermoedelijk werden hiermee Spaanse soldaten bedoeld die schepen kaapten en voor korte plundertochten aan land gingen. De buit was belangrijker dan het militaire voordeel van deze operaties.De Zeeuwse Admiraliteit (marine) be sloot in 1621 de veiligheid van de binnenwateren te garanderen door het stationeren van 14 schepen en een jacht in de Zeeuwse wateren.Het merendeel van de sche pen kwam op de Westerschelde te liggen.In de buurt van Tholen patrouilleerden drie schepen,namelijk bij Vianen op Duiveland,Yersekendam en het Lodijkse gat. Vermoedelijk waren deze kleine oorlogsschepen met ca. 30 koppen bemand. Een ooggetuige van de inname van Steenbergen in 1622 heeft ook het opereren van de Spanjaarden op de Zeeuwse wateren beschreven. 28

Tijdschriftenbank Zeeland

Nehalennia | 1982 | | pagina 30